Language of document : ECLI:EU:T:2024:86

Zaak T30/23

Fly Persia IKE
en
Ali Barmodeh

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

 Beschikking van het Gerecht (Zevende kamer – uitgebreid) van 8 februari 2024

„Uniemerk – Oppositieprocedure – Interventie – Artikel 173, lid 1, en artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering – Te laat ingediende memorie van antwoord – Artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering – Niet-toepasselijkheid – Afwijzing”

Gerechtelijke procedure – Interventie – Overschrijding van de termijn van artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht door een partij in de procedure voor het EUIPO – Geen interventie mogelijk overeenkomstig artikel 173 van dat Reglement – Gevolg – Geen interventie mogelijk op grond van de artikelen 142 tot en met 145 van genoemd Reglement

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, tweede alinea, en art. 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 142145, 173 en 179)

(zie punten 17‑19, 21, 29‑32)

Samenvatting

Het Gerecht, dat uitspraak heeft gedaan in een uitgebreide formatie van vijf rechters, heeft Dubai Aviation Corp., die partij was in de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), niet toegelaten als interveniënt in de procedure voor het Gerecht nadat de termijn voor indiening van de memorie van antwoord overeenkomstig de artikelen 173 en 179 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht was verstreken. Deze bepalingen bevatten specifieke regels voor geschillen op het gebied van de intellectuele eigendom met betrekking tot de interventie voor het Gerecht van een andere partij in de procedure bij de kamer van beroep dan de verzoekende partij(1). Volgens de gegeven beschikking zijn de algemene bepalingen inzake interventie, te weten de artikelen 142 tot en met 145 van dat Reglement, niet van toepassing op een dergelijke partij na het verlies van de mogelijkheid partij te worden in de procedure bij het Gerecht overeenkomstig artikel 173 ervan.

In casu hebben verzoekers, Fly Persia IKE en Ali Barmodeh, bij het EUIPO een Uniemerkaanvraag ingediend. Dubai Aviation Corp. heeft tegen deze inschrijving oppositie ingesteld. De oppositieafdeling van het EUIPO heeft de oppositie gedeeltelijk toegewezen. Het beroep tegen deze beslissing is door de kamer van beroep van het EUIPO verworpen (hierna: „bestreden beslissing”).

Bij een ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoekers beroep tot vernietiging van de bestreden beslissing ingesteld. Op 13 februari 2023 is het verzoekschrift betekend aan Dubai Aviation Corp. als partij voor de kamer van beroep. Op 26 april 2023 heeft deze vennootschap ter griffie van het Gerecht een document met het opschrift „Memorie van antwoord” overgelegd, na het verstrijken van de termijn die haar overeenkomstig artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering was gesteld(2).

Beoordeling door het Gerecht

In de eerste plaats benadrukt het Gerecht dat de status, voor het Gerecht, van een partij in de procedure bij de kamer van beroep – met uitzondering van de verzoekende partij –wordt geregeld door artikel 173 van het Reglement voor de procesvoering. Wanneer een dergelijke partij in de procedure bij de kamer van beroep geen memorie in antwoord op het verzoekschrift heeft ingediend binnen de daartoe in artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering gestelde termijn, is zij geen partij voor het Gerecht. Na het verstrijken van deze termijn kan zij bijgevolg geen opmerkingen indienen in de loop van de procedure voor het Gerecht.

In casu heeft Dubai Aviation Corp. geen enkel processtuk ingediend vóór het verstrijken van de termijn voor indiening van de memorie van antwoord en heeft zij haar memorie van antwoord buiten deze termijn ingediend. Bovendien heeft zij zich niet beroepen op buitengewone omstandigheden die toeval of overmacht uitmaken. Dubai Aviation Corp. is dus niet als interveniënt partij geworden in de procedure bij het Gerecht overeenkomstig artikel 173, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering.

In de tweede plaats onderzoekt het Gerecht of Dubai Aviation Corp. kan worden toegelaten tot interventie op grond van de artikelen 142 tot en met 145 van het Reglement voor de procesvoering, waarin de algemene regels zijn neergelegd betreffende de indiening van verzoeken tot interventie voor het Gerecht en het onderzoek daarvan. In dat geval zou zij over een algemene termijn kunnen beschikken(3).

Het Gerecht merkt op dat deze bepalingen van het Reglement, die deel uitmaken van titel III ervan betreffende rechtstreekse beroepen, van toepassing zijn op de in titel IV bedoelde procedures betreffende geschillen inzake intellectuele-eigendomsrechten, behoudens de bijzondere bepalingen van die titel IV. Voor zover titel IV van het Reglement voor de procesvoering in de artikels 173 en 179 ervan specifieke regels bevat voor de interventie, voor het Gerecht, van een partij in de procedure bij de kamer van beroep (met uitzondering van de verzoekende partij), zijn de artikelen 142 tot en met 145 van dat Reglement niet op deze partij van toepassing.

Bijgevolg komt het Gerecht tot de slotsom dat Dubai Aviation Corp., na het verlies van de mogelijkheid om als interveniënt partij te worden in de procedure bij het Gerecht overeenkomstig artikel 173 van het Reglement voor de procesvoering, niet kan worden toegelaten tot interventie op grond van de artikelen 142 tot en met 145 van dat Reglement. Het is dus uitgesloten dat zij aanspraak kan maken op de termijn van artikel 143, lid 1, van dat Reglement.


1      Overeenkomstig artikel 173, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering kan „een partij in de procedure voor de kamer van beroep, met uitzondering van de verzoeker, [...] als interveniënt deelnemen aan de procedure voor het Gerecht door in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn te antwoorden op het verzoekschrift”. „Vóór het verstrijken van de termijn voor de neerlegging van de memorie van antwoord wordt een partij in de procedure voor de kamer van beroep, met uitzondering van de verzoeker, door neerlegging van een processtuk partij in de procedure voor het Gerecht, als interveniënt. Zij verliest haar status van interveniënt voor het Gerecht, wanneer zij niet in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn antwoordt op het verzoekschrift.” Artikel 179 van het Reglement voor de procesvoering preciseert dat een partij in de procedure voor de kamer van beroep, met uitzondering van de verzoeker, een memorie in antwoord op het verzoekschrift indient binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de betekening van het verzoekschrift.


2      Gelezen in samenhang met artikel 60 van dat Reglement.


3      Overeenkomstig artikel 143, lid 1, van dit Reglement moeten verzoeken tot interventie worden ingediend binnen zes weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de mededeling over het betrokken gedinginleidend verzoekschrift in het Publicatieblad van de Europese Unie.