Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 december 2010 door Patrizia De Luca tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 september 2010 in zaak F-20/06, De Luca / Commissie

(Zaak T-563/10 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Patrizia De Luca (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en J.-N. Louis, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie

Conclusies

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 september 2010 (F-20/06, De Luca/Commissie) waarbij het door rekwirante ingestelde beroep is verworpen, vernietigen;

in een nieuwe beslissing:

het besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 februari 2005 waarbij rekwirante is aangesteld in een ambt van administrateur, nietig verklaren voor zover zij daarbij is ingedeeld in de rang A*9, salaristrap 2;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van de hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan:

1.    Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting doordat artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie van toepassing is geacht, terwijl deze bepaling alleen kan gelden voor de "aanwerving" van ambtenaren en rekwirante op het moment van haar aanstelling reeds de hoedanigheid van ambtenaar had.

Door deze bepaling van toepassing te achten heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken de materiële werkingssfeer van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut miskend en de regel geschonden dat elke bepaling van overgangsrecht strikt moet worden uitgelegd.

2.    Tweede middel: onjuiste rechtsopvatting aangezien de exceptie van onwettigheid van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut is afgewezen.

De toepassing van deze bepaling heeft geleid tot de schending van het fundamentele beginsel van gelijke behandeling van ambtenaren en het beginsel van het recht op ontwikkeling van loopbaan, aangezien rekwirante, na te zijn geslaagd voor een vergelijkend onderzoek van een hoger niveau, in een lagere rang is ingedeeld, terwijl de geslaagde kandidaten van een vergelijkend onderzoek voor de overgang van categorie van de rang B*10 een gunstiger behandeling hebben genoten, aangezien zij zijn ingedeeld in de rang A*10;

Voorts is het Gerecht voor ambtenarenzaken van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan door te oordelen dat een exceptie van onwettigheid van de artikelen 5, lid 2, en 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut niet stilzwijgend was opgeworpen op basis van het middel ontleend aan schending van de beginselen van gelijke behandeling, evenredigheid en de motiveringsplicht.

____________