Language of document : ECLI:EU:T:2013:608

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

14 november 2013

Zaak T‑229/13 P

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Beroep in eerste aanleg kennelijk niet-ontvankelijk – Per fax ingediend verzoekschrift niet gelijk aan het later neergelegde origineel – Neerlegging van het origineel na afloop van de termijn – Overschrijding van de beroepstermijn – Hogere voorziening kennelijk ongegrond”

Betreft:      Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 21 februari 2013, Marcuccio/Commissie (F‑113/11), en strekkende tot vernietiging van die beschikking.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Marcuccio draagt zijn eigen kosten alsook die welke de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Verzoekschrift binnen de beroepstermijn ingediend per fax – Handgeschreven handtekening van de advocaat die verschilt van die op het origineel van het per post verzonden verzoekschrift – Gevolg – Datum van ontvangst van fax die niet in aanmerking kan worden genomen om te beoordelen of de beroepstermijn in acht is genomen

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 34, leden 1 en 6)

Wanneer de handtekening van de advocaat van een verzoeker onderaan het per fax neergelegde verzoekschrift niet gelijk is aan de handtekening op het later verzonden origineel van het verzoekschrift, kan het per fax ingediende verzoekschrift niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de beroepstermijn.

In het kader van geschillen op het gebied van de openbare dienst van de Unie bepaalt artikel 34, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken dat de dag waarop een kopie van het ondertekende origineel van een processtuk door middel van enig technisch communicatiemiddel waarover het Gerecht beschikt ter griffie van het Gerecht binnenkomt, in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de procestermijnen, mits het ondertekende origineel van het stuk uiterlijk tien dagen na ontvangst van de kopie van het origineel ter griffie wordt neergelegd. Bijgevolg moet, wanneer blijkt dat het origineel van de akte, dat materieel binnen tien dagen na de verzending van de kopie per fax naar het Gerecht voor ambtenarenzaken ter griffie is neergelegd, niet is voorzien van dezelfde handtekening als die welke is aangebracht op het gefaxte document, worden vastgesteld dat bij de griffie van dat Gerecht twee verschillende processtukken zijn binnengekomen die beide van een eigen handtekening zijn voorzien, ook indien de handtekeningen door dezelfde persoon zijn geplaatst. De strikte toepassing van artikel 34, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken voldoet aan het vereiste van rechtszekerheid en aan de noodzaak om elke discriminatie of willekeurige behandeling bij de rechtsbedeling te vermijden.

(cf. punten 14 en 19)

Referentie:

Hof 22 september 2011, Bell & Ross/BHIM, C‑426/10 P, Jurispr. blz. I‑8849, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht 29 november 2011, Enisa/EDPS, T‑345/11, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 15‑17; 3 oktober 2012, Tecnimed/BHIM – Ecobrands (ZAPPER-CLICK), T‑360/10, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 15‑17 en aldaar aangehaalde rechtspraak