Language of document : ECLI:EU:T:2014:832

Gevoegde zaken T‑91/12 en T‑280/12

Flying Holding NV e.a.

tegen

Europese Commissie

„Overheidsopdrachten voor diensten – Aanbestedingsprocedure – Verrichten van diensten van personenvervoer door de lucht zonder dienstregeling en het charteren van taxivliegtuigen – Verwerping van de deelnemingsaanvraag – Artikel 94, sub b, van het Financieel Reglement – Rechten van de verdediging – Artikel 134, lid 5, van de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement – Beroep tot nietigverklaring – Brief in antwoord op een vraag van verzoeksters – Niet voor beroep vatbare handeling – Gunningsbesluit – Geen rechtstreekse geraaktheid – Niet-ontvankelijkheid – Niet-contractuele aansprakelijkheid”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 26 september 2014

1.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Gunning van de opdrachten – Uitsluiting van de inschrijvers – Mogelijkheid voor de aanbestedende dienst om zich tot de nationale autoriteiten te wenden om na te gaan of sprake is van een uitsluitingsgeval

(Verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 93, lid 1, sub a, b, d en e, en 94, sub b; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, art. 134, leden 3 en 5)

2.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Gunning van de opdrachten – Uitsluiting van de inschrijvers die zich schuldig hebben gemaakt aan valse verklaringen tijdens de procedure – Verplichting om de rechten van de verdediging te eerbiedigen

(Verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 94, sub b; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie)

3.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Begrip

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20 en 21)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Bestreden handeling – Beoordeling van de rechtmatigheid aan de hand van de gegevens die beschikbaar waren op het ogenblik van de vaststelling van de handeling

(Art. 263 VWEU)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Louter informatieve handeling – Daarvan uitgesloten

(Art. 263 VWEU)

6.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Ambtshalve onderzoek door de Unierechter

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

7.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Criteria – Besluit tot afwijzing van een offerte van een inschrijver vóór de gunningsfase van een opdracht – Beroep van de afgewezen inschrijver tegen het gunningsbesluit – Niet rechtstreeks geraakt – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

8.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Cumulatieve voorwaarden – Ontbreken van een van de voorwaarden – Volledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

1.      Hoewel artikel 134, lid 5, van verordening nr. 2342/2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement in het algemeen verwijst naar de uitsluitingsgevallen van artikel 93, lid 1, sub a, b, d en e, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, blijkt uit de verwijzing in dit lid 5 naar lid 3 van dit artikel en de vermelding dat de aanbestedende diensten zich tot de in lid 3 bedoelde autoriteiten mogen wenden, dat lid 5 betrekking heeft op het geval waarin de gegadigden weliswaar niet verplicht zijn om de in lid 3 bedoelde verklaringen inzake die uitsluitingsgevallen te verstrekken, maar de aanbestedende dienst er zich toch van wenst te vergewissen dat deze gegadigden zich niet in een van deze uitsluitingsgevallen bevinden.

Voor zover de aanbestedende dienst er zich van wenst te vergewissen dat de gegadigden geen valse verklaringen hebben afgelegd op grond van artikel 94, sub b, van verordening nr. 1605/2002, en niet op grond van artikel 93, lid 1, van deze verordening, dient hij artikel 134, lid 5, van verordening nr. 2342/2002 dus niet na te leven.

(cf. punten 47, 48)

2.      Een besluit om een gegadigde van een opdracht uit te sluiten op basis van artikel 94, sub b, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, op grond dat hij valse verklaringen heeft afgelegd, is een administratieve sanctie, zelfs al zijn geen inlichtingen over de gegadigde toegevoegd aan de in artikel 95 van die verordening bedoelde gegevensbank. Hoe dan ook, zelfs gesteld dat een dergelijk besluit niet kan worden geacht een sanctie te hebben opgelegd aan diegenen tot wie het is gericht, moet de aanbestedende dienst het algemene beginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging toepassen.

Het beginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging heeft immers een algemene strekking, en is naast de gevallen waarin een instelling voornemens is om een sanctie op te leggen, van toepassing in iedere procedure tegen iemand, die tot een bezwarend besluit kan leiden. Dienaangaande is een besluit van onmiddellijke uitsluiting minstens een bezwarend besluit voor diegenen tot wie het is gericht, dit wil zeggen dat het hun belangen aanzienlijk aantast, doordat het zware economische gevolgen met zich meebrengt of, meer algemeen, zware gevolgen voor hun situatie. Een besluit om een deelnemingsaanvraag te verwerpen, op grond van met name valse verklaringen op basis van artikel 94, sub b, van verordening nr. 1605/2002 kan immers minstens de reputatie van de bedoelde gegadigden aantasten en gevolgen hebben die de betrokken opdracht overstijgen. Indien het besluit tot uitsluiting volgt op een door de Commissie aan de nationale autoriteiten gericht verzoek om inlichtingen, omdat de Commissie twijfelde aan de waarachtigheid van de verklaringen van een inschrijver, dient te worden geoordeeld dat de Commissie een diepgaander onderzoek van een element van de deelnemingsaanvraag van deze inschrijver heeft verricht en met dit verzoek stappen heeft ondernomen om de verklaringen van deze inschrijver te controleren, die hebben geleid tot de vaststelling van het besluit tot uitsluiting.

Bovendien betekent de omstandigheid dat geen enkele bepaling van verordening nr. 1605/2002 of van verordening nr. 2342/2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement bepaalt dat in een dergelijk geval de rechten van de verdediging moeten worden geëerbiedigd, op zich niet dat een dergelijke waarborg op grond van het algemene beginsel van de rechten van de verdediging is uitgesloten.

Hoe dan ook staat het aan de rechter om na te gaan, wanneer hij oordeelt dat sprake is van een onregelmatigheid die de rechten van de verdediging aantast, of aan de hand van de specifieke feitelijke en juridische omstandigheden van het geval de procedure in kwestie een andere afloop had kunnen hebben indien verzoeksters zich zonder die onregelmatigheid beter hadden kunnen verdedigen.

(cf. punten 55, 63‑67, 72)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 69, 70)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 86)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 95‑97, 102)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 104)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 107‑111)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 115, 118)