Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberlandesgericht Wien (Oostenrijk) op 3 januari 2023 – FL und KM Baugesellschaft m.b.H. & Co. KG, S AG

(Zaak C-2/23, FL und KM Baugesellschaft en S)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Wien

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: FL und KM Baugesellschaft m.b.H. & Co. KG, S AG

Andere partijen in de procedure: Zentrale Staatsanwaltschaft zur Verfolgung von Wirtschaftsstrafsachen und Korruption

Prejudiciële vragen

Eerste vraag:

Moeten de mededingingsrechtelijke bepalingen van het Unierecht – met name richtlijn 2014/1041 van 26 november 2014 en artikel 6, leden 6 en 7, en artikel 7, lid 1, daarvan alsook richtlijn 2019/12 van 11 december 2018 en artikel 31, lid 3, daarvan – aldus worden uitgelegd dat de door die bepalingen geboden bescherming van clementieverklaringen, van verklaringen met het oog op een schikking en van de daaruit verkregen informatie absoluut is en ook geldt ten aanzien van de strafrechtelijke autoriteiten (openbare ministeries en strafrechters), zodat clementieverklaringen en verklaringen met het oog op een schikking in een strafprocedure niet aan het dossier mogen worden toegevoegd en niet als basis voor verder onderzoek mogen dienen?

Tweede vraag:

Moeten de mededingingsrechtelijke bepalingen van het Unierecht – met name richtlijn 2014/104 van 26 november 2014 en artikel 6, leden 6 en 7, en artikel 7, lid 1, daarvan alsook richtlijn 2019/1 van 11 december 2018 en artikel 31, lid 3, daarvan – aldus worden uitgelegd dat de absolute bescherming van clementieverklaringen en verklaringen met het oog op een schikking (in de zin van de eerste vraag) ook betrekking heeft op documenten en daaruit verkregen informatie die degene die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, heeft overgelegd om de inhoud van die verklaring uiteen te zetten, te concretiseren en te bewijzen?

Derde vraag:

Moeten de mededingingsrechtelijke bepalingen van het Unierecht – met name richtlijn 2014/104 van 26 november 2014 en artikel 6, leden 6 en 7, en artikel 7, lid 1, daarvan alsook richtlijn 2019/1 van 11 december 2018 en artikel 31, lid 3, daarvan – aldus worden uitgelegd dat de door die bepalingen geboden bescherming van clementieverklaringen, van verklaringen met het oog op een schikking (en documenten in de zin van de tweede vraag) en van daaruit verkregen informatie absoluut is en in strafprocedures zowel geldt ten aanzien van verdachten die niet de betreffende clementieverklaring of verklaring met het oog op een schikking hebben afgelegd, als ten aanzien van andere partijen in de strafprocedure (in het bijzonder benadeelden met het oog op civielrechtelijke vorderingen), zodat aan verdachten en benadeelden geen toegang mag worden verleend tot clementieverklaringen, verklaringen met het oog op een schikking en de in verband daarmee overgelegde documenten, noch tot de daaruit verkregen informatie?

____________

1 Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (PB 2014, L 349, blz. 1).

1 Richtlijn (EU) 2019/1 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt (PB 2019, L 11, blz. 3).