Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 9 november 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht - Duitsland) - Bundesrepublik Deutschland / B (C-57/09), D (C-101/09)

(Gevoegde zaken C-57/09 en C-101/09)1

(Richtlijn 2004/83/EG - Minimumnormen voor erkenning als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt - Artikel 12 - Uitsluiting van vluchtelingenstatus - Artikel 12, lid 2, sub b en c - Begrip "ernstig, niet-politiek misdrijf" - Begrip "handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties" - Behoren tot organisatie die betrokken is bij terroristische daden - Latere plaatsing van deze organisatie op lijst van personen, groepen en entiteiten, die bijlage bij gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB vormt - Individuele verantwoordelijkheid voor deel van daden van deze organisatie - Voorwaarden - Asielrecht op grond van nationaal constitutioneel recht - Verenigbaarheid met richtlijn 2004/83/EG)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bundesrepublik Deutschland

Verwerende partijen: B (C 57/09), D (C 101/09)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Bundesverwaltungsgericht (Leipzig) - Uitlegging van de artikelen 3 en 12, lid 2, sub b en c, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12) - Persoon met de nationaliteit van een derde land die in zijn land van herkomst actief steun heeft verleend aan de gewapende strijd van een organisatie die voorkomt op de lijst van terroristische organisaties als bedoeld in de bijlage bij het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 17 juni 2002 (PB L 160, blz. 32), en die in dat land is gefolterd en tweemaal tot levenslange gevangenisstraf is veroordeeld - Toepassing van de bepalingen van richtlijn 2004/83/EG waarbij de toekenning van de vluchtelingenstatus aan een aanvrager die in zijn land van herkomst terroristische activiteiten heeft verricht, wordt uitgesloten - Mogelijkheid voor de lidstaten om op basis van hun constitutionele bepalingen de vluchtelingenstatus toe te kennen, wanneer er een in de richtlijn voorziene grond voor uitsluiting van deze status is

Dictum

Artikel 12, lid 2, sub b en c, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, moet aldus worden uitgelegd dat:

-    het feit dat een persoon heeft behoord tot een organisatie die wegens haar betrokkenheid bij terroristische daden op de in de bijlage bij gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GVBV van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme opgenomen lijst is geplaatst, en de gewapende strijd van deze organisatie actief heeft gesteund, niet automatisch een ernstige reden is om aan te nemen dat deze persoon een "ernstig, niet-politiek misdrijf" heeft begaan of zich schuldig heeft gemaakt aan "handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties";

-    in een dergelijke context slechts kan worden vastgesteld dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat een persoon een dergelijk misdrijf heeft begaan of zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke handelingen, na een beoordeling van de specifieke feiten van het concrete geval om uit te maken of door de betrokken organisatie gestelde handelingen voldoen aan de in die bepalingen gestelde voorwaarden en of, gelet op het door artikel 12, lid 2, geëiste bewijsniveau, de betrokken persoon individueel verantwoordelijk kan worden gesteld voor die daden.

Een persoon kan ook dan op grond van artikel 12, lid 2, sub b of c, van richtlijn 2004/83 van de vluchtelingenstatus worden uitgesloten wanneer hij geen actueel gevaar oplevert voor de lidstaat van ontvangst.

Om een persoon op grond van artikel 12, lid 2, sub b of c, van richtlijn 2004/83 van de vluchtelingenstatus uit te sluiten is geen evenredigheidstoetsing in het concrete geval vereist.

Artikel 3 van richtlijn 2004/83 moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten op grond van hun nationaal recht asiel kunnen verlenen aan een persoon die op grond van artikel 12, lid 2, van de richtlijn van de vluchtelingenstatus is uitgesloten, voor zover deze andere bescherming niet kan worden verward met de vluchtelingenstatus in de zin van de richtlijn.

____________

1 - PB C 129 van 6.6.2009.