Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski gradski sad (Bulgarije) op 10 oktober 2022 – Strafzaak tegen OT, PG, CR, VT, MD

(Zaak C-634/22)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski gradski sad

Partijen in de strafzaak

OT, PG, CR, VT, MD.

Prejudiciële vragen

1.    Moeten artikel 2, artikel 6, leden 1 en 3, en artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid van een gerecht dat wordt opgeheven bij de aangenomen wijziging van de Zakon za sadebnata vlast (Bulgaarse wet op de rechterlijke organisatie) (DV nr. 32 van 26 april 2022, met inwerkintreding op 27 juli 2022), waarbij de rechters echter de behandeling van de bij dat gerecht aanhangige zaken waarin reeds preliminaire zittingen hebben plaatsgevonden, tot dat tijdstip en ook daarna moeten voortzetten, wanneer de opheffing van het gerecht wordt gemotiveerd met de waarborging van het grondwettelijke beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de bescherming van de in de grondwet verankerde rechten van de burgers, maar niet naar behoren wordt uiteengezet, uit welke feiten blijkt dat deze beginselen werden aangetast?

2.    Moeten de voornoemde Unierechtelijke bepalingen aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale voorschriften zoals die van de wet tot wijziging en aanvulling van de wet op de rechterlijke organisatie (DV nr. 32 van 26 april 2022) die resulteren in de volledige opheffing van een onafhankelijke rechterlijke instantie in Bulgarije (de bijzondere strafrechter) om de genoemde redenen, en tot de overplaatsing van de rechters (met inbegrip van de rechter van de rechtsprekende formatie die de specifieke strafzaak behandelt) van dat gerecht naar verschillende andere gerechten, maar deze rechters verplichten om de behandeling van de reeds bij het opgeheven gerecht aanhangig gemaakte en door hen begonnen zaken voort te zetten?

3.    Zo ja, en gelet op de voorrang van het Unierecht, welke procedurele handelingen moeten dan door de rechters bij de gerechten die onlangs zijn opgeheven worden uitgevoerd in de zaken van deze gerechten (die zij krachtens de wet moeten afdoen), ook gelet op hun verplichting om nauwkeurig na te gaan of zij zich in die zaken wegens partijdigheid moeten verschonen? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de procedurele beslissingen van het onlangs opgeheven gerecht in de zaken die tot een einde moeten worden gebracht en voor de eindbeslissingen in die zaken?

____________