Language of document :

Arrest van het Gerecht van 6 september 2013 – Persia International Bank / Raad

(Zaak T-493/10)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Rechten van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beoordelingsfout”)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Persia International Bank plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Gadhia, S. Ashley, solicitors, D. Anderson, QC, en R. Blakeley, barrister, vervolgens S. Ashley, S. Jeffrey, A. Irvine, solicitors, D. Wyatt, QC en R. Blakeley)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en A. Vitro)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Boelaert en M. Konstantinidis, gemachtigden)

Voorwerp

Enerzijds een verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 195, blz. 25), besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413 (PB L 281, blz. 81), verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 319, blz. 71), uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010 (PB L 319, blz. 11), en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), voor zover die handelingen verzoekster betreffen, en anderzijds een verzoek tot verklaring dat artikel 7, lid 2, sub d, van verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 103, blz. 1), artikel 16, lid 2, sub a, van verordening nr. 961/2010 en artikel 23, lid 2, van verordening nr. 267/2012 niet van toepassing zijn op verzoekster

Dictum

De volgende bepalingen worden nietig verklaard voor zover zij Persia International Bank plc betreffen:

punt 4 van tabel B in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB;

punt 2 van tabel B in de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran;

punt 4 van tabel B, onder titel I, in de bijlage bij besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413;

punt 4 van tabel B in bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 423/2007;

besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010;

punt 4 van tabel B, onder titel I, in bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010.

De gevolgen van besluit 2010/413, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644 en bij besluit 2011/783, worden wat Persia International Bank betreft in stand gehouden totdat de nietigverklaring van verordening nr. 267/2012 effect sorteert.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

De Raad van de Europese Unie zal naast zijn eigen kosten ook de kosten van Persia International Bank dragen.

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.

____________

____________

1     PB C 328 van 4.12.2010.