Language of document : ECLI:EU:C:2015:684





Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 15 oktober 2015 –
Commissie/Griekenland

(Zaak C‑167/14) (1)

„Niet-nakoming – Richtlijn 91/271/EEG – Behandeling van stedelijk afvalwater – Arrest van het Hof waarbij een niet-nakoming is vastgesteld – Niet-uitvoering – Artikel 260, lid 2, VWEU – Financiële sancties – Forfaitaire som en dwangsom”

1.                     Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Termijn voor uitvoering – Referentiedatum voor beoordeling van het bestaan van de niet-nakoming (Art. 260, lid 2, VWEU) (cf. punten 29, 30)

2.                     Lidstaten – Verplichtingen – Uitvoering van de richtlijnen – Niet-nakoming – Rechtvaardiging op basis van de interne orde – Ontoelaatbaarheid (Art. 258 VWEU) (cf. punt 35)

3.                     Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Veroordeling tot betaling – Voorwaarde – Voortduren van de niet-nakoming tot aan de uitspraak van het arrest (Art. 260, lid 2, VWEU) (cf. punten 47‑50)

4.                     Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van de vorm en van het bedrag – Beoordelingsvrijheid van het Hof – Criteria (Art. 258 VWEU en 260, lid 2, VWEU) (cf. punten 51‑60)

5.                     Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van het bedrag – Degressieve dwangsom (Art. 260, lid 2, VWEU) (cf. punten 61‑66)

6.                     Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Forfaitaire som – Cumulatie van deze twee sancties – Toelaatbaarheid (Art. 260, lid 2, VWEU) (cf. punt 72)

7.                     Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Oplegging van een forfaitaire som – Beoordelingsvrijheid van het Hof – Beoordelingscriteria (Art. 260, lid 2, VWEU) (cf. punten 73‑78)

Dictum

1)

Door niet alle maatregelen te hebben genomen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest Commissie/Griekenland (C‑440/06, EU:C:2007:642) is de Helleense Republiek de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

Voor het geval dat de in punt 1 vastgestelde niet-nakoming nog steeds voortduurt op de dag van uitspraak van het onderhavige arrest, wordt de Helleense Republiek ertoe veroordeeld de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” een dwangsom te betalen van 3 640 000 EUR per half jaar vertraging bij het treffen van de maatregelen die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het arrest Commissie/Griekenland (C‑440/06, EU:C:2007:642), vanaf de datum van uitspraak van het onderhavige arrest tot de volledige uitvoering van het arrest Commissie/Griekenland (C‑440/06, EU:C:2007:642). Het daadwerkelijke bedrag van de dwangsom moet aan het einde van elk tijdvak van zes maanden worden berekend door op het totale bedrag voor elk van deze tijdvakken een percentage in mindering te brengen dat overeenkomt met het aandeel van het aantal inwonerequivalenten van de agglomeraties waarvan de opvangsystemen voor de behandeling van stedelijk afvalwater aan het einde van de betrokken periode in overeenstemming zijn gebracht met het arrest Commissie/Griekenland (C‑440/06, EU:C:2007:642), in verhouding tot het aantal inwonerequivalenten van de agglomeraties die op de dag van uitspraak van het onderhavige arrest niet over dergelijke systemen beschikken.

3)

De Helleense Republiek wordt ertoe veroordeeld de Europese Commissie op de rekening „Eigen middelen van de Europese Unie” een forfaitaire som van 10 miljoen EUR te betalen.

4)

De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.


1 PB C 261 van 11.8.2014.