Language of document :

Beroep ingesteld op 29 januari 2014 – Iran Insurance / Raad

(Zaak T-63/14)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Iran Insurance Company (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: D. Luff, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Punt 2 van de bijlage bij besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 306, blz. 18) nietig verklaren;

Punt 2 van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van de Raad van 15 november 2013 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 306, blz. 3) nietig verklaren;

verklaren dat artikel 20, lid 1, sub c, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad1 , zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 7, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad2 van 23 januari 2012, en de artikelen 23, lid 2, sub d, en 46, lid 2, van verordening nr. 267/20123 van 23 maart 2012 niet van toepassing zijn op verzoekster;

verweerder verwijzen in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voor verzoekster zes middelen aan.

Eerste middel: de specifieke reden voor de plaatsing van Iran Insurance Company op de lijst is ongegrond. Verzoekster heeft duidelijk ontkend dat zij de Iraanse regering financieel heeft gesteund. Bovendien heeft verzoekster Iran geen nucleaire ondersteuning verleend. Om die reden is niet voldaan aan de vereisten van artikel 20, lid 1, sub c van besluit 2010/413/GBVB van de Raad (zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 7, van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012, artikel 1, lid 8, van besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 en artikel 1, lid 2, van besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012), en de vereisten van artikel 23, lid 2, sub d, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad (zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 11, van verordening nr. 1263/2012 van de Raad van 21 december 2012).

Tweede middel: door Iran Insurance Company sancties op te leggen op de enkele grond dat zij eigendom is van de Staat, heeft de Raad verzoekster gediscrimineerd ten opzichte van andere vennootschappen die eigendom zijn van de Iraanse Staat en waaraan geen sancties zijn opgelegd. Daardoor heeft de Raad de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en behoorlijk bestuur geschonden.

Derde middel: ontoereikende motivering door de Raad van zijn besluit om verzoekster te handhaven op de lijst van entiteiten waarvoor sancties gelden. Hoewel de Raad verwijst naar het „effect van de maatregelen in de context van de beleidsdoelstellingen van de Unie”, heeft hij verzuimd te specificeren naar welk soort effect hij verwijst en hoe de maatregelen een dergelijk effect kunnen bewerkstellingen.

Vierde middel: door verzoekster te handhaven op de lijst van ondernemingen waarvoor sancties gelden, heeft de Raad zijn bevoegdheden misbruikt. De Raad heeft in de praktijk geweigerd het arrest van het Gerecht in zaak T-12/11 na te leven. De Raad heeft de institutionele constructie van de Europese Unie ondermijnd, evenals het recht van verzoekster om haar recht te halen en het toegepast te zien. De Raad is tevens zijn eigen verantwoordelijkheden en verplichtingen uit hoofde van besluit 2013/661/GBVB van de Raad van 15 november 2013 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1154/2013 van 15 november 2013 uit de weg gegaan, zoals het Gerecht deze duidelijk ten aanzien van de Raad in bovengenoemd arrest heeft gespecificeerd.

Vijfde middel: schending door de Raad van het beginsel van gewettigd vertrouwen door niet-naleving van een arrest van het Gerecht in een zaak waarin de Raad de tegenpartij van verzoekster vormde en die hij heeft verloren, door het verzuim zelfs de ratio en de motivering van het arrest na te leven, door een foute feitelijke beoordeling van verzoeksters activiteiten en haar veronderstelde rol ten aanzien van de Iraanse regering, door zelfs niet marginaal verzoeksters werkelijke rol en activiteiten in Iran te onderzoeken, ofschoon dit volgens het Gerecht een belangrijk aspect vormde van de door de EU ingestelde sanctieregeling tegen Iran, en door de handhaving van de sancties na 20 januari 2014, datum waarop de EU heeft ingestemd met inkomstengenererende activiteiten voor Iran daar Iran niet langer wordt geacht betrokken te zijn bij activiteiten inzake nucleaire proliferatie.

Zesde middel: schending door de Raad van het evenredigheidsbeginsel.

____________

1 Besluit van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39).

2 Besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22).

3 Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1).