Language of document :

Beroep ingesteld op 29 december 2020 – Stockdale / Raad e.a.

(Zaak T-776/20)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Robert Stockdale (Bristol, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden, speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

Conclusies

Primair:

de beslissing betreffende het ontslag onrechtmatig verklaren;

wat de rechten betreft die voortvloeien uit de privaatrechtelijke overeenkomst:

de contractuele verhouding herkwalificeren als arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur;

voor recht verklaren dat verzoeker werd gediscrimineerd met betrekking tot de reden voor het ontslag en verweerders uit hoofde daarvan veroordelen tot de betaling van 10 000 EUR als ex æquo et bono vergoeding voor de psychologische schade;

vaststellen dat verweerders hun contractuele verplichtingen hebben geschonden, met name de verplichting om kennis te geven van een opzeg volgens de regels die gelden voor de beëindiging van een overeenkomst van onbepaalde duur;

voor recht verklaren dat verzoeker ongelijk en onrechtmatig is behandeld en verweerders derhalve veroordelen om hem opnieuw in dienst te nemen of, subsidiair, om hem een vergoeding te betalen die wordt begroot op basis van het verlies van de inkomsten die hij zou hebben verkregen door de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst tot de voorzienbare einddatum ervan;

verweerders bijgevolg veroordelen tot betaling van een vergoeding voor oneerlijk ontslag (unfair dismissal), waarvan het bedrag later moet worden begroot en thans voorlopig ex aequo et bono wordt vastgesteld op 393 850,08 EUR;

verweerders veroordelen tot het betalen van rente over de hierboven genoemde bedragen;

wat de andere rechten betreft, die zijn gebaseerd het beginsel van gelijke behandeling van verzoeker en de andere personeelsleden van de Europese Unie:

vaststellen dat verzoeker had moeten worden aangeworven als tijdelijk functionaris bij een van de eerste drie verweerders en verklaren dat de eerste drie verweerders verzoeker zonder objectieve rechtvaardiging op discriminerende wijze hebben behandeld met betrekking tot zijn salaris, zijn pensioenrechten en bijbehorende voordelen, en de garantie op later werk;

de eerste drie verweerders veroordelen tot het vergoeden van verzoeker voor het verlies aan salaris, pensioen, vergoedingen en voordelen, dat is veroorzaakt door de in dit verzoekschrift vermelde schendingen van het gemeenschapsrecht;

hen veroordelen tot het betalen van rente over deze bedragen;

een termijn bepalen waarbinnen de partijen die vergoeding moeten vaststellen, daarbij rekening houdend met de rang en salaristrap op grond waarvan verzoeker had moeten worden aangeworven, de gemiddelde evolutie van zijn salaris en carrière, en de vergoedingen die hij had moeten ontvangen op grond van zijn overeenkomsten als tijdelijk functionaris, en het resultaat daarvan vergelijken met het salaris dat verzoeker daadwerkelijk heeft ontvangen;

verweerders verwijzen in de kosten.

Subsidiair:

de instellingen veroordelen om verzoeker op grond van de niet-contractuele aansprakelijkheid die voortvloeit uit het niet-eerbiedigen van zijn grondrechten een vergoeding te betalen die voorlopig ex aequo et bono wordt vastgesteld op 400 000 EUR.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan.

Eerste middel: contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid van verweerders om de volgende redenen:

schending van het materiële recht dat van toepassing is op de overeenkomst van verzoeker;

discriminatie op grond van nationaliteit door de beslissing om hem te ontslaan, ongelijke behandeling in het kader van de ontslagprocedure als Brits onderdaan in de Europese Unie, alsmede schending van het recht op gehoord te worden;

misbruik van recht door het gebruik van opeenvolgende overeenkomsten van bepaalde duur en schending van het evenredigheidsbeginsel, alsmede schending van het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie;

rechtsonzekerheid en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, schending van de Europese Code van goed administratief gedrag en schending van het recht op vrij verkeer van werknemers.

Tweede middel: onrechtmatigheid van de beslissing om verzoeker te ontslaan. Dit middel bestaat uit twee grieven:

Eerste grief: schending van het recht dat van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst (kwalificatie van de overeenkomst, regels inzake ontslag, ongelijke behandeling in vergelijking met andere Britse personeelsleden die voor de Unie werken, etc.). Subsidiair voert verzoeker aan dat dezelfde beginselen, zoals die in de Europeesrechtelijke instrumenten zijn neergelegd, kunnen worden toegepast om hetzelfde resultaat te verkrijgen.

Tweede grief: het bestaan van discriminatie tussen werknemers binnen de instellingen, met name wat de rechten van tijdelijke functionarissen betreft (niet-betaling van verschillende vergoedingen, bijdrage tot het pensioenfonds, terugbetaling van kosten, etc.).

Derde middel: niet-contractuele aansprakelijkheid van de instellingen van de Europese Unie, die verzoeker aanvoert voor het geval zijn vorderingen op grond van de contractuele aansprakelijkheid van verweerders niet-ontvankelijk of ongegrond zouden worden geacht.

____________