Language of document :

Mededeling in het PB

 

ARREST VAN HET HOF

(Vijfde kamer)

van 10 april 2003

in zaak C-305/00 (verzoek van het Oberlandesgericht Frankfurt am Main om een prejudiciële beslissing): Christian Schulin tegen Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH (1)

["Kweekproducten ( Beschermingsregeling ( Artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94 en artikel 8 van verordening (EG) nr. 1768/95 ( Gebruik van oogstproduct door landbouwers ( Verplichting om aan houder van communautair kwekersrecht informatie te verstrekken"]

(Procestaal: Duits)

(Voorlopige vertaling; de definitieve vertaling verschijnt in de Jurisprudentie van het Hof)

In zaak C-305/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Oberlandesgericht Frankfurt am Main (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen Christian Schulin en Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 14, lid 3, zesde streepje, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PB L 227, blz. 1) en artikel 8 van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers (PB L 173, blz. 14), heeft het Hof (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: M. Wathelet, kamerpresident, C. W. A. Timmermans, D. A. O. Edward, S. von Bahr (rapporteur) en A. Rosas, rechters; advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer; griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur, op 10 april 2003 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Artikel 14, lid 3, zesde streepje, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht, juncto artikel 8 van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening (EG) nr. 2100/94 van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, kan niet aldus worden uitgelegd dat de houder van een communautair kwekersrecht de in deze bepalingen bedoelde informatie van een landbouwer mag verlangen wanneer de houder niet over aanwijzingen beschikt dat de landbouwer voor vermeerderingsdoeleinden in het veld, op zijn eigen bedrijf het oogstproduct heeft gebruikt of zal gebruiken, dat hij heeft verkregen door aanplanting op zijn eigen bedrijf van teeltmateriaal van een onder dit kwekersrecht vallend ras ( hybriden of kunstmatig verkregen rassen uitgezonderd (, dat tot de in artikel 14, lid 2, van verordening nr. 2100/94 genoemde landbouwgewassen behoort.

____________

1 - )PB C 302 van 21.10.2000.