Language of document : ECLI:EU:T:2016:402

Zaak T‑43/16

1&1 Telecom GmbH

tegen

Europese Commissie

„Beroep tot nietigverklaring – Ondertekening van het gedinginleidend verzoekschrift – Artikelen 76 en 77 van het Reglement voor de procesvoering – Verwerping van de exceptie van niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Derde kamer) van 22 juni 2016

1.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Ondertekening door een advocaat – Wezenlijk voorschrift van strikte toepassing – Geen ondertekening – Niet-ontvankelijkheid – Geen herstel mogelijk

[Statuut van het Hof van Justitie, art. 19; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 43, 51, lid 4, en 78, lid 5]

2.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Geen neerlegging van de machtiging voor een advocaat samen met de indiening van het inleidend verzoekschrift – Niet-ontvankelijkheid – Geen – Herstel – Toelaatbaarheid

[Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, b), en 78, lid 5]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 22, 23)

2.      De neerlegging van een inleidend verzoekschrift via e-Curia, de gebruikersnaam en het wachtwoord van de gemachtigde of advocaat van de verzoekende partij geldt op grond van artikel 3 van het e-Curiabesluit als ondertekening.

De hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verzoekende partij blijkt uit het feit dat die partij een machtiging voor de betrokken advocaat of gemachtigde heeft overgelegd. Het feit dat deze machtiging niet samen met het inleidend verzoekschrift is neergelegd, doet daaraan niet af en kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van dat verzoekschrift, aangezien een dergelijke omissie bij de neerlegging van het verzoekschrift kan worden hersteld en door de verzoekende partij is hersteld binnen de op grond van artikel 78, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht gestelde termijn,

Verder geldt het gebruik van een e-Curia-account niet slechts als ondertekening, maar verschaft dit, anders dan een eenvoudige met de hand geschreven handtekening, automatisch ook informatie over de identiteit, de hoedanigheid en het adres van de ondertekenaar die de verzoekende partij vertegenwoordigt.

In ieder geval kan het enkele feit dat het adres van de betrokken advocaat niet is vermeld of in het verzoekschrift niet is aangegeven dat hij de vertegenwoordiger is van de verzoekende partij, op zichzelf niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van een verzoekschrift dat naar behoren is ondertekend door een door de verzoekende partij gemachtigde advocaat van de Unie – ongeacht of deze handtekening met de hand is gezet of langs elektronische weg met behulp van e-Curia – en dat binnen de in artikel 263, zesde alinea, VWEU bedoelde termijn is neergelegd.

(cf. punten 25, 28‑30)