Language of document : ECLI:EU:T:2008:328

ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

10 september 2008 (*)

„EOGFL – Afdeling Garantie – Van communautaire financiering uitgesloten uitgaven – Wijnsector – Herstructurerings‑ en omschakelingssteun – Begrip ‚in aanmerking komende oppervlakte’”

In zaak T‑370/05,

Franse Republiek, aanvankelijk vertegenwoordigd door G. de Bergues en A. Colomb, vervolgens door G. de Bergues en A.‑L. During als gemachtigden,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Nolin als gemachtigde,

verweerster,

betreffende een verzoek tot nietigverklaring van beschikking 2005/579/EG van de Commissie van 20 juli 2005 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht (PB L 199, blz. 84), voor zover daarbij, uit hoofde van een correctie met betrekking tot de vaststelling van de oppervlakten die in aanmerking komen voor steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden voor de begrotingsjaren 2001-2003, bepaalde uitgaven van communautaire financiering worden uitgesloten,

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: O. Czúcz, kamerpresident, J. D. Cooke en I. Labucka (rapporteur), rechters,

griffier: C. Kristensen, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 14 mei 2008,

het navolgende

Arrest

 Toepasselijke bepalingen

1        De basisregeling inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is, wat de uitgaven betreft die zijn gedaan vanaf 1 januari 2000, verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het GLB (PB L 160, blz. 103).

2        Artikel 7, lid 4, van verordening nr. 1258/1999 luidt als volgt:

„De Commissie neemt een besluit over de bedragen die van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde communautaire financiering moeten worden uitgesloten, wanneer zij constateert dat de desbetreffende uitgaven niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.

Voordat een besluit tot weigering van financiering wordt genomen, doet de Commissie schriftelijk mededeling van de resultaten van de verificaties, en de betrokken lidstaat van zijn antwoorden dienaangaande, waarna beide partijen overeenstemming proberen te bereiken over het daaraan te geven gevolg.

Indien overeenstemming uitblijft, kan de lidstaat vragen om opening van een procedure die de standpunten binnen vier maanden tot elkaar moet brengen; de resultaten daarvan worden neergelegd in een verslag dat aan de Commissie wordt toegezonden en door deze instelling wordt bestudeerd voordat een besluit tot weigering van financiering wordt genomen.

De Commissie bepaalt de van financiering uit te sluiten bedragen met name aan de hand van de mate waarin de voorschriften niet zijn uitgevoerd. De Commissie houdt daarbij rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, alsmede met de voor de Gemeenschap ontstane financiële schade. [...]”

3        Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 158, blz. 6), bepaalt:

„1.      Indien de Commissie op grond van een onderzoek van mening is, dat bepaalde uitgaven niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn gedaan, stelt zij de betrokken lidstaat in kennis van haar bevindingen en van de correctiemaatregelen die moeten worden genomen om naleving in de toekomst te garanderen.

In de kennisgeving wordt naar deze verordening verwezen. De lidstaat geeft binnen twee maanden een antwoord en de Commissie kan haar positie wijzigen. In gegronde gevallen kan de Commissie toestemming verlenen tot een verlenging van deze antwoordtermijn.

Na afloop van de antwoordtermijn, stelt de Commissie een bilaterale bespreking vast en beide partijen proberen tot overeenstemming te komen omtrent de te nemen maatregelen, alsook omtrent de ernst van de overtreding en de omvang van het financiële nadeel voor de Europese Gemeenschap. Na afloop van deze bespreking en na het verstrijken van de termijn die eventueel door de Commissie, in overleg met de lidstaat, in aansluiting op de bilaterale bespreking is vastgesteld voor het verstrekken van aanvullende inlichtingen of, indien de lidstaat niet binnen een door de Commissie gestelde termijn op de uitnodiging voor een bespreking ingaat, na afloop van deze termijn, doet de Commissie haar conclusies formeel aan de lidstaat toekomen, onder verwijzing naar beschikking 94/442/EG van de Commissie. Onverminderd het bepaalde in de vierde alinea van dit lid, wordt in deze kennisgeving opgave gedaan van uitgaven die de Commissie voornemens is aan de financiering te onttrekken overeenkomstig artikel 5, lid 2, sub c, van verordening (EEG) nr. 729/70.

De lidstaat stelt de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van de correctiemaatregelen die worden genomen om naleving van de communautaire voorschriften te verzekeren en van de datum waarop zij effectief zijn geworden. De Commissie neemt in voorkomend geval een of meerdere beschikkingen op grond van artikel 5, lid 2, sub c, van verordening (EEG) nr. 729/70 waarbij de uitgaven waarvoor de communautaire voorschriften niet zijn nageleefd, aan de financiering worden onttrokken totdat de correctiemaatregelen effectief worden.”

4        In verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179, blz. 1, rectificatie PB L 271, blz. 47), wordt met name bepaald:

„Artikel 11

1.      Er wordt een regeling ingesteld voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden.

2.      Doelstelling van de regeling is het aanpassen van de productie aan de vraag op de markt.

3.      De regeling omvat een of meer van de volgende acties:

a)      omschakeling op andere rassen, onder meer door overenting;

b)      heraanleg van wijngaarden;

c)      verbetering van wijnbouwtechnieken in verband met het doel van de regeling.

Gewone vernieuwing van wijngaarden die het einde van hun natuurlijke ontwikkelingscyclus hebben bereikt, is niet onder de regeling begrepen.

[...]

Artikel 13

1.      Herstructurerings‑ en omschakelingssteun wordt slechts toegekend voor plannen die zijn opgesteld en, zo nodig, goedgekeurd door de lidstaat. De steun vindt plaats in de volgende vormen:

a)      een vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten ingevolge de uitvoering van het plan

en

b)      een bijdrage in de herstructurerings‑ en omschakelingskosten.

2.      De vergoeding van de producenten voor het inkomstenverlies kan een van de volgende vormen krijgen:

a)      toestemming om, ongeacht de bepalingen van deze titel, hoofdstuk I, gedurende een bepaalde periode van niet meer dan drie jaar zowel oude als nieuwe wijnstokken naast elkaar te laten bestaan,

of

b)      een door de Gemeenschap gefinancierde financiële vergoeding.

3.      De deelname van de Gemeenschap in de herstructurerings‑ en omschakelingskosten bedraagt ten hoogste 50 % van die kosten. In regio’s die overeenkomstig verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen met betrekking tot de structuurfondsen als doelstelling 1-regio’s worden aangemerkt, mag de communautaire deelname ten hoogste 75 % bedragen. Onverminderd artikel 14, lid 4, mogen de lidstaten in geen geval deelnemen in de kosten.

[...]

Artikel 15

De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name voorzien in:

a)      minimumoppervlakte voor de betrokken wijngaarden,

b)      bepalingen inzake het gebruik van herbeplantingsrechten in het algemeen en rechten van nieuwe aanplant die worden toegekend in het kader van de verbeteringsplannen en aan jonge landbouwers, in het kader van de tenuitvoerlegging van de programma’s;

c)      bepalingen om te voorkomen dat de toepassing van dit hoofdstuk tot een toename van het productiepotentieel leidt, en

d)      maximumsteunbedragen per hectare.”

5        De leden 1, 2 en 4 van artikel 13 van verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie van 31 mei 2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 1493/1999, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel (PB L 143, blz. 1), bepalen met name het volgende:

„1.      De bevoegde instanties van de lidstaten bepalen een minimumoppervlakte voor de percelen waarvoor herstructurerings‑ en omschakelingssteun kan worden toegekend, en een minimumoppervlakte voor percelen die als gevolg van een herstructurerings‑ of omschakelingsmaatregel tot stand komen.

2.      De bevoegde instanties van de lidstaten bepalen:

a)      de in de plannen op te nemen maatregelen;

b)      de uitvoeringstermijnen, die niet langer mogen zijn dan vijf jaar;

c)      de voorwaarde dat in alle plannen per boekjaar wordt vermeld welke maatregelen in dat boekjaar uitgevoerd zullen worden en op welke oppervlakte elke maatregel betrekking heeft;

d)      procedures voor het toezicht op deze maatregelen.

[...]

4.      De bevoegde instanties van de lidstaten stellen regels vast inzake de precieze werkingssfeer en de hoogte van de toe te kennen steun. Onverminderd het bepaalde in titel II, hoofdstuk III, van verordening [...] nr. 1493/1999 en in dit hoofdstuk kunnen deze regels met name de betaling van forfaitaire bedragen, maximumsteun per hectare en een op objectieve criteria gebaseerde differentiëring van de steun omvatten. Deze regels moeten meer in het bijzonder voorzien in een gepaste verhoging van de steun wanneer uit rooiing overeenkomstig het plan voortvloeiende herbeplantingsrechten bij de uitvoering van het plan worden gebruikt.”

6        Artikel 15 bis van verordening nr. 1227/2000, dat is ingevoerd bij verordening (EG) nr. 1342/2002 van de Commissie van 24 juli 2002 (PB L 196, blz. 23), houdende wijziging van bovengenoemde verordening nr. 1227/2000, bepaalt:

„1.      In afwijking van artikel 15 kunnen de lidstaten bepalen dat de steun pas wordt uitgekeerd nadat is gecontroleerd of alle in de steunaanvraag vermelde maatregelen zijn uitgevoerd. Indien bij deze controle blijkt dat alle maatregelen niet volledig, maar wel tijdig op meer dan 80 % van de betrokken oppervlakte [zijn] uitgevoerd, wordt de steun uitbetaald onder aftrek van tweemaal het verschil ten opzichte van het steunbedrag dat betaald zou zijn bij volledige uitvoering van alle maatregelen op de gehele oppervlakte.

2.      In afwijking van lid 1, kunnen de lidstaten bepalen dat de steun als voorschot aan de producenten wordt uitgekeerd voor alle in de steunaanvraag vermelde maatregelen voordat al deze maatregelen zijn uitgevoerd, op voorwaarde dat met de uitvoering is begonnen en de begunstigde een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan 120 % van de steun. Voor de toepassing van verordening [EEG] nr. 2220/85 is de na te komen eis de verplichting om alle betrokken maatregelen uit te voeren vóór het einde van het tweede verkoopseizoen na dat waarin het voorschot is toegekend.

Deze termijn kan door de lidstaat worden aangepast wanneer:

a)      de betrokken oppervlakten gelegen zijn in gebieden die getroffen zijn door een natuurramp die als zodanig door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is erkend;

b)      een door de betrokken lidstaat erkende instantie heeft verklaard dat problemen in verband met de gezondheid van het teeltmateriaal de uitvoering van de geplande maatregel verhinderen.

Als bij de controle blijkt dat de in de steunaanvraag vermelde maatregel waarvoor de steun is vooruitbetaald, niet volledig, maar wel tijdig op meer dan 80 % van de betrokken oppervlakte is uitgevoerd, wordt de zekerheid vrijgegeven na aftrek van tweemaal het verschil ten opzichte van het steunbedrag dat betaald zou zijn bij volledige uitvoering van de maatregel op de gehele oppervlakte.

Als de producent binnen een door de betrokken lidstaat bepaalde termijn afziet van vooruitbetaling van de steun, wordt 95 % van de zekerheid vrijgegeven. De lidstaten delen de Commissie mee welke termijn zij voor de toepassing van deze alinea hebben vastgesteld.

Indien de producent binnen een door de betrokken lidstaat bepaalde termijn afziet van de uitvoering van de maatregel, betaalt hij, in voorkomend geval, de vooruitbetaalde steun terug, waarna 90 % van de zekerheid wordt vrijgegeven. De lidstaten delen de Commissie mee welke termijn zij voor de toepassing van deze alinea hebben vastgesteld.

3.      Voor de toepassing van dit artikel geldt bij de controle van de betrokken oppervlakte een tolerantie van 5 %.”

 Voorgeschiedenis van het geding

 Door de Franse Republiek gehanteerde methode voor de berekening van de steun

7        Bij beschikking 2005/579/EG van de Commissie van 20 juli 2005 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie (PB L 199, blz. 84; hierna: „litigieuze beschikking”), zijn ten aanzien van de Franse Republiek financiële correcties toegepast, aangezien de Commissie van mening was dat de Franse Republiek niet in aanmerking komende oppervlakten heeft opgenomen in de berekeningen van de kosten van herstructurering en omschakeling van wijngaarden.

8        Blijkens het dossier van de zaak, en, met name, het rapport van het bemiddelingsorgaan en de interministeriële besluiten betreffende de voorwaarden voor toekenning van de steun voor herstructurering en omschakeling van de wijngaarden voor de verkoopseizoenen 2000/2001 en 2001/2002 (zie Journal officiel de la République française van 24 mei 2001 en van 5 april 2002), opteerden de Franse autoriteiten voor de betaling van forfaitaire bedragen. De steun werd uitgekeerd per hectare geherstructureerde perceeloppervlakte (in euro’s per hectare).

9        Bij de berekening van de kosten wordt rekening gehouden met de met wijnstokken beplante oppervlakten inclusief de keerstroken, dat wil zeggen de stroken grond aan weerszijden en aan het einde van de rijen, die nodig zijn voor de doorgang en het keren van wijnbouwmachines, zoals tractoren en druivenoogstmachines.

10      Zo werd de berekening verricht op basis van een omschrijving van een standaardperceel, gedefinieerd als een in een vlakte gelegen wijngaard van 1 hectare, rechthoekig van vorm, die de voor het manoeuvreren van landbouwmachines benodigde keerstroken omvat ter grootte van 10 % van de oppervlakte, en wel ter grootte van 6 meter aan het einde van de rijen.

11      Om rekening te houden met de verschillende perceelvormen en bijzondere topografieën is een abacus, dat wil zeggen een tabel van marges, opgesteld voor de procedure van de berekening van de oppervlakten. Deze stelt het maximaal toelaatbare percentage vast van de niet met wijnstokken beplante oppervlakten. Dit percentage bedraagt bijvoorbeeld 30 % voor percelen waarvan de met wijnstokken beplante oppervlakte kleiner is dan 35 are, en 5 % voor percelen waarvan de met wijnstokken beplante oppervlakte groter is dan 15 hectare.

12      De diverse kosten van een beplanting met wijnstokken zijn uitgesplitst over posten zoals de aankoop van wijnstokken, de fytosanitaire behandelingen en de arbeidskrachten. Bovendien zijn voor de berekening van het forfaitaire bedrag alleen de vaste kosten, dat wil zeggen de niet-incidentele kosten, in aanmerking genomen. De gegevens met betrekking tot de kosten zijn verzonden door de landbouwbureaus en, waar nodig, bijgewerkt.

13      De hoogte van het vergoedingstarief is gedifferentieerd aan de hand van vier criteria: (i) lidmaatschap van een producentenvereniging, (ii) hoedanigheid van jonge landbouwer, (iii) sluiting van een territoriale exploitatieovereenkomst (TE) en (iv) herkomst van de aanplantrechten. Het maximumtarief wordt bereikt bij een aanplant die, op basis van rechten voortvloeiend uit een rooiing op het bedrijf van na 31 juli 2000, is verricht door een jonge landbouwer die lid is van een producentenvereniging en een TE heeft ondertekend.

14      Teneinde te verzekeren dat overeenkomstig artikel 13, lid 3, van verordening nr. 1493/1999 de steun niet meer bedraagt dan 50 % van de herstructureringskosten, werden de forfaitaire tarieven aldus vastgesteld dat het hoogste vastgestelde steuntarief niet meer kon bedragen dan 50 % van de laagste kosten van een aanplant.

 Procedure tot vaststelling van de litigieuze beschikking

15      Van 23 tot en met 27 september 2002 hebben de diensten van de Commissie in Frankrijk een onderzoek uitgevoerd naar het stelsel van toewijzing van steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden.

16      Na dit onderzoek heeft de Commissie op 10 februari 2003 de Franse autoriteiten een kennisgeving gezonden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95.

17      Op 20 mei 2003 hebben de Franse autoriteiten op deze kennisgeving geantwoord.

18      Op 30 september 2003 heeft de Commissie een bilaterale ontmoeting met de Franse autoriteiten georganiseerd.

19      Naar aanleiding van deze bijeenkomst heeft de Commissie de Franse autoriteiten op 22 juli 2004 een formele kennisgeving krachtens artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 gezonden, waarin zij herhaalde dat de toekenning van de steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden niet was geschied in overeenstemming met de communautaire voorschriften voor de begrotingsjaren 2001 en volgende. De Commissie baseerde zich met name op de resultaten van een op haar verzoek verrichte controle op basis van een aselecte steekproef van 50 dossiers waarin een betaling was verricht in het kader van het begrotingsjaar 2001, die heeft aangetoond dat de daadwerkelijk met wijnstokken beplante oppervlakte gemiddeld slechts 90 % vertegenwoordigde van de als in aanmerking komend erkende oppervlakte. De diensten van de Commissie waren derhalve van mening dat het oppervlakteverschil van 10 % overeenkwam met het niet in aanmerking komende deel van de uitgaven in verband met de herstructurering van de wijngaarden. Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat een financiële correctie van 10 % moest worden toegepast met betrekking tot de uitgaven die waren gedeclareerd gedurende het tijdvak waarop de communautaire audit betrekking had.

20      Op 4 oktober 2004, hebben de Franse autoriteiten de zaak voorgelegd aan het bemiddelingsorgaan, dat op 2 maart 2005 bijeen is gekomen en zijn rapport op 21 maart 2005 heeft vastgesteld. Het bemiddelingsorgaan heeft geconcludeerd dat, vooral in het geval van kleine wijngaarden, mogelijk steun was toegekend voor oppervlakten waarvoor geen herstructureringsuitgaven waren gemaakt. Voorts heeft het vastgesteld dat het niet mogelijk was om binnen de gestelde termijn de standpunten van beide partijen met elkaar te verzoenen.

21      Na de bijeenkomst van het bemiddelingsorgaan, maar te laat voor dat orgaan om deze informatie nog in aanmerking te nemen, hebben de Franse autoriteiten aanvullende informatie verstrekt met betrekking tot het gestelde risico van overschrijding van de drempel voor communautaire financiering. Deze informatie betrof met name de resultaten van de berekeningen, waaruit bleek dat, zelfs wanneer wordt uitgegaan van een extreem voorbeeld overeenkomstig het Franse steunstelsel, het maximale bedrag van de kostenoverschrijding voor het gehele Franse grondgebied 2 294 EUR bedroeg, en dat voor het wijnoogstjaar 2000/2001 het gemiddelde steuntarief 4 751 EUR per hectare bedroeg, hetgeen dus ruimschoots minder was dan 7 716 EUR per hectare, welk cijfer overeenkwam met 50 % van de kosten van een herstructureringsactie. Voor de wijnoogstjaren 2001 en 2002, bedroegen deze cijfers respectievelijk 6 197 EUR per hectare en 8 371 EUR per hectare.

22      Op 4 mei 2005 heeft de Commissie de Franse autoriteiten een brief gezonden waarin zij haar definitieve standpunt uiteenzette.

23      Op 20 juli 2005, heeft de Commissie de litigieuze beschikking gegeven, waarbij aan de Franse Republiek onder meer een gerichte correctie van 10 % werd opgelegd voor het geherstructureerde of omgeschakelde gedeelte van de oppervlakte.

 Procesverloop en conclusies van partijen

24      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 30 september 2005, heeft de Franse Republiek het onderhavige beroep ingesteld.

25      Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Vierde kamer) besloten tot de mondelinge behandeling over te gaan.

26      Partijen zijn ter terechtzitting van 14 mei 2008 in hun pleidooien en in hun antwoorden op de vragen van het Gerecht gehoord.

27      De Franse Republiek concludeert dat het het Gerecht behage:

–        de litigieuze beschikking nietig te verklaren voor zover daarbij, uit hoofde van een correctie met betrekking tot de vaststelling van de oppervlakten die in aanmerking komen voor steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden voor de begrotingsjaren 2001‑2003, het bedrag van 13 519 122,05 EUR van communautaire financiering wordt uitgesloten;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

28      De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep ongegrond te verklaren;

–        de Franse Republiek te verwijzen in de kosten.

 In rechte

 Argumenten van partijen

29      De Franse Republiek voert twee middelen aan: ten eerste, schending van verordening nr. 1258/1999 en, ten tweede, niet-nakoming van de motiveringsplicht.

30      Aangaande het eerste middel, schending van verordening nr. 1258/1999, stelt de Franse Republiek dat de Commissie van communautaire financiering heeft uitgesloten uitgaven die nochtans in overeenstemming met de communautaire voorschriften zijn verricht, en dat deze uitgaven in ieder geval niet hebben geleid tot schade voor de gemeenschapsbegroting. De Commissie heeft daarmee de bepalingen van artikel 7, lid 4, van verordening nr. 1258/1999 miskend.

31      Ter terechtzitting, en overeenkomstig de vaststelling van het bemiddelingsorgaan, heeft de Commissie opgemerkt dat de belangrijkste vraag in de onderhavige zaak betrekking had op de door de Franse Republiek gehanteerde berekeningsmethode, aangezien de risico’s van schade voor de gemeenschapsbegroting zich beperkten tot een of twee specifieke gevallen die zouden kunnen leiden tot een overschrijding van de communautaire financieringslimiet.

 Argument dat de uitgaven overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht

32      De Franse Republiek voert aan dat volgens vaste rechtspraak van het Hof inzake de goedkeuring van de rekeningen van de lidstaten in verband met de door het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven, het weliswaar aan de Commissie staat om schending van communautaire voorschriften te bewijzen, maar dat de lidstaat – wanneer die schending eenmaal vaststaat – in voorkomend geval moet bewijzen dat de Commissie een vergissing heeft begaan wat de eraan te verbinden financiële gevolgen betreft. In het onderhavige geval heeft de Commissie geen schending van de communautaire voorschriften bewezen.

33      De Franse Republiek is van mening dat de definitie van de voor steun in aanmerking komende oppervlakte waarop de Commissie zich baseert en volgens welke de voor communautaire financiering in aanmerking te nemen oppervlakte de met wijnstokken beplante oppervlakte is, niet kan worden afgeleid uit de communautaire regelgeving. In deze omstandigheden rust op de lidstaat alleen de verplichting om te verzekeren dat de deelname van de Gemeenschap in de herstructurerings‑ en omschakelingskosten ten hoogste 50 % van die kosten bedraagt.

34      De Franse Republiek stelt dat artikel 13, lid 4, van verordening nr. 1227/2000 de lidstaten toestaat te voorzien in de betaling van forfaitaire bedragen. Bovendien bevat de communautaire regeling geen nadere regels voor de berekening van deze bedragen en geen definitie van het begrip „in aanmerking komende oppervlakte”. Derhalve is het aan de lidstaten om deze definities vast te stellen, met als enig voorbehoud dat de steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden ten hoogste 50 % van de kosten hiervan bedraagt. De Franse Republiek is van mening dat zij het begrip „in aanmerking komende oppervlakte” in overeenstemming met alle regels betreffende de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt heeft gedefinieerd.

35      De Franse Republiek bestrijdt het argument van de Commissie dat zij het forfaitaire steunbedrag heeft verlaagd en deze verlaging heeft gecompenseerd met het toekennen van steun voor niet in aanmerking komende oppervlakten, door op onwettige wijze de keerstroken in aanmerking te nemen, terwijl enkel de met wijnstokken beplante oppervlakten voor steun in aanmerking kwamen. Zij stelt eveneens dat het financieringsstelsel geen enkele vorm van compensatie tussen ontvangers beoogt. Integendeel, zij heeft een forfaitair bedrag berekend op basis van reële kosten, dat zij heeft toegepast op de oppervlakten die volgens haar, tegen de achtergrond van alle regels die van toepassing zijn op de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, in aanmerking kwamen.

36      Wat de praktische overwegingen betreft, merkt de Franse Republiek op dat van de diverse kostenposten van een beplanting alleen de levering van wijnstokken uitsluitend afhangt van de oppervlakte die met wijnstokken is beplant. De andere posten, zoals de bodemvoorbereiding, die drainage en grondwerk met zich brengt, hebben tevens betrekking op de keerstroken.

37      Zij voegt hieraan toe dat de gebruikte technische en menselijke hulpbronnen, en daarmee de totale kosten per hectare, toenemen naarmate de oppervlakte kleiner wordt en dat het aandeel van de keerstroken groter is naarmate de oppervlakte kleiner is.

38      De Franse Republiek merkt voorts op dat wanneer voor de herstructurering van wijngaarden enkel de met wijnstokken beplante oppervlakte in aanmerking zou worden genomen, de wijnbouwers geneigd zouden zijn de niet-beplante oppervlakte tot een minimum te beperken, door meer wijnstokken te planten, hetgeen zou leiden tot een verhoging van het productiepotentieel.

39      Bovendien vertaalt de niet-inaanmerkingneming van de keerstroken voor de toekenning van steun zich niet noodzakelijkerwijs in een verlaging van de kosten. Het steunforfait, dat wordt berekend aan de hand van de kosten van herstructurering van een perceel van 1 hectare, inclusief keerstroken, zou namelijk voortaan zijn gekoppeld aan een kleinere oppervlakte. De verkleining van de oppervlakte die wordt vergoed, wordt dan gecompenseerd door de verhoging van het vergoedingstarief.

40      Anders dan de Commissie heeft betoogd, kan, hoewel de herstructureringssteun de vorm heeft van een deelname in de herstructureringskosten, deze steun niet los worden gezien van het begrip „met wijnstokken beplante oppervlakte waarvoor aanplantrechten zijn toegekend”. Uit de bepalingen van artikel 15 van verordening nr. 1493/1999 en van artikel 13 van verordening nr. 1227/2000 blijkt namelijk dat de lidstaten de minimumafmetingen moeten vaststellen van een voor herstructurerings‑ en omschakelingssteun in aanmerking komende oppervlakte. Artikel 15 bis van verordening nr. 1227/2000 bepaalt de financiële gevolgen van de gedeeltelijke uitvoering van de in de steunaanvraag genoemde maatregelen, waarbij, met het oog op het verrichten van betalingen, een drempel is vastgesteld die inhoudt dat de werken moeten zijn uitgevoerd op meer dan 80 % van de oppervlakte.

41      Evenzeer bestaat er een duidelijk verband tussen de steunregeling en het wijnbouwkadaster. Zowel voor het kadaster als voor de toekenning van de steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden wordt rekening gehouden met de beplante oppervlakte. Wat de opstelling van het kadaster betreft, wordt het wijnperceel in artikel 2, sub f, van verordening (EEG) nr. 649/87 van de Commissie van 3 maart 1987 houdende uitvoeringsvoorschriften betreffende de instelling van het communautaire wijnbouwkadaster (PB L 62, blz. 10), omschreven als „een aaneengesloten, in het grondboek (kadaster) afgegrensd stuk grond”.

42      Volgens de Franse Republiek volgt uit het voorgaande dat de Commissie het bedrag van 13 519 122,05 EUR ten onrechte van communautaire financiering heeft uitgesloten, aangezien dit bedrag overeenkwam met de conform de communautaire voorschriften verrichte uitgaven.

43      De Commissie antwoordt dat voor de bepaling van het steunbedrag autonome criteria gelden, die verschillen van de criteria om uit te maken of oppervlakten voor deze steun in aanmerking komen. Zij is van mening dat het feit dat de Franse autoriteiten het forfaitaire steunbedrag hebben verlaagd hen niet het recht geeft de in aanmerking komende oppervlakte evenredig te vergroten, aangezien deze twee fasen van de procedure worden beheerst door zeer specifieke criteria en „andere regels”. Ter ondersteuning van deze stelling wijst de Commissie bij analogie op het onderscheid tussen selectiecriteria en gunningscriteria op het gebied van overheidsopdrachten (arrest Hof van 19 juni 2003, GAT, C‑315/01, Jurispr. blz. I‑6351).

44      Op praktisch niveau herinnert de Commissie eraan dat in bepaalde gevallen steun is toegekend voor de totale door de producent opgegeven oppervlakte, terwijl slechts 70 % daarvan daadwerkelijk met wijnstokken was beplant. Hier is zeer duidelijk sprake van een „overcompensatie” die nog veel verder gaat dan hetgeen door de Franse autoriteiten naar voren is gebracht.

45      De Commissie betwist tevens de gelijkstelling van de aanplantrechten met de regeling inzake herstructurering en omschakeling en dus ook het volgens één en dezelfde methode berekenen van oppervlakten waarvoor aanplantrechten worden toegekend en oppervlakten waarvoor steun wordt ontvangen. In dit verband wijst zij op artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 1493/1999, dat bepaalt dat de herstructurerings‑ en omschakelingssteun plaats kan vinden in de vorm van een bijdrage in de herstructurerings‑ en omschakelingskosten, terwijl de steun die wordt uitgedrukt in herbeplantingrechten verwijst naar een oppervlakte.

46      Hetzelfde geldt voor een gelijkstelling van het geïnformatiseerde wijnbouwkadaster met de bovengenoemde regeling, temeer daar krachtens artikel 2, sub f, van verordening nr. 649/87 het perceel wordt omschreven als een aaneengesloten, in het grondboek (kadaster) afgegrensd stuk grond, met inbegrip dus van de keerstroken. De Commissie wijst op artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 2729/2000 van de Commissie van 14 december 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de controles in de wijnbouwsector (PB L 316, blz. 16), dat met name bepaalt dat de definitieve stopzetting, herstructureringen en omschakelingen waarvoor een bijstand van de Gemeenschap wordt verleend, systematisch worden gecontroleerd ter plaatse. Volgens de Commissie heeft deze bepaling een formeel en expliciet onderscheid ingevoerd tussen de algemene aspecten van het productiepotentieel en de specifieke maatregelen inzake de definitieve stopzetting, herstructurering en omschakeling. Voor laatstgenoemde maatregelen, waarvoor een communautaire financiële bijdrage bestaat, is systematische controle ter plaatse verplicht. Deze controle heeft betrekking op twee wezenlijke elementen van de regeling, te weten de meting van de oppervlakten en de vraag of de acties waarvoor financiële bijstand wordt ontvangen daadwerkelijk zijn verricht.

47      Aangaande het argument van de Franse Republiek betreffende de risico’s van een toename van de daadwerkelijk geoogste hoeveelheden, wijst de Commissie erop dat de gemeenschapswetgeving de lidstaten de verplichting oplegt om ervoor te zorgen dat zich geen algemene stijging van het productiepotentieel voordoet. De Commissie verwerpt ook het argument van de Franse Republiek ontleend aan het risico van een uitgavenstijging, door te stellen dat zij elk jaar een beschikking geeft tot vaststelling van de indicatieve financiële toewijzingen aan de lidstaten en dat deze oorspronkelijke toewijzing de restitutie door het EOGFL beperkt.

 Argument dat de door de Franse autoriteiten gehanteerde berekeningsmethode niet leidt tot schade voor de gemeenschapsbegroting

48      De Franse Republiek is van mening dat de Commissie geen ernstige aanwijzingen heeft verstrekt die aantonen dat de in Frankrijk toegepaste methode kan leiden tot schade voor de gemeenschapsbegroting. De Franse Republiek betwist de stelling van de Commissie, vervat in de aan het bemiddelingsorgaan overgelegde nota van 17 februari 2005, volgens welke in één geval de uitgekeerde steun 51,6 % bedroeg, zodat dus een overschrijding heeft plaatsgevonden van 1,6 %.

49      De Franse Republiek wijst erop dat teneinde ervoor te zorgen dat de steun in geen geval meer bedraagt dan 50 % van de herstructurerings‑ en omschakelingskosten, de forfaitaire tarieven aldus zijn vastgesteld dat verzekerd wordt dat het hoogste vastgestelde steuntarief niet meer bedraagt dan 50 % van de laagste kosten van een aanplant. Aldus bedroeg, aangezien de laagste geconstateerde herstructurerings‑ en omschakelingskosten 15 432 EUR waren, voor het wijnoogstjaar 2000/2001 het plafond dat niet mocht worden overschreden 7 716 EUR, en werd het maximale vergoedingstarief vastgesteld op 7 170 EUR. Voor het verkoopseizoen 2001/2002 bedroegen de laagste geconstateerde kosten 16 743 EUR, was het plafond dat niet mocht worden overschreden 8 371 EUR en werd het maximale vergoedingstarief vastgesteld op 8 000 EUR. Bijgevolg heeft, tengevolge van het forfaitaire karakter van de steun, de overgrote meerderheid van de wijnbouwers die hun wijngaard hebben geherstructureerd of omgeschakeld steun ontvangen die niet meer dan 50 % van de gemaakte kosten bedroeg.

50      De Franse Republiek voegt hieraan toe dat zelfs indien wordt uitgegaan van de extreme hypothese waarin het maximumtarief van 7 170 EUR per hectare wordt vergeleken met de kosten van aanplant in de Languedoc-Roussillon – waar de aanplantkosten van een perceel kleiner dan 80 are, waarvan de keerstroken 25 % uitmaken, het laagst zijn van alle Franse regio’s – het risico van overschrijding van het plafond van 50 % van de herstructurerings‑ en omschakelingskosten op gemiddeld 3,2 % kan worden geschat, en voor het gehele Franse grondgebied betrekking heeft op slechts 10 hectare. Bijgevolg is de maximale kostenoverschrijding voor dit gehele gebied de uitkomst van de volgende formule: 10 hectare x 0,032 x 7 170 EUR per hectare = 2 294 EUR.

51      Volgens de Franse Republiek, moet dit geringe bedrag worden afgewogen tegen de steun lager dan 50 % die kon worden betaald in andere omstandigheden. Bijgevolg is zij van mening dat zelfs indien deze extreme hypothese van de Commissie in aanmerking moet worden genomen, dit in ieder geval geen financiële gevolgen heeft voor de gemeenschapsbegroting.

52      De Commissie brengt hiertegen in dat het volstrekt onverschillig is of als maximale vergoeding een bedrag is vastgesteld dat lager was dan de laagste kosten van een aanplant. Naar haar mening geeft het feit dat de Franse autoriteiten het forfaitaire steunbedrag hebben geminimaliseerd hen niet het recht om vervolgens niet in aanmerking komende oppervlakten te financieren. Ter ondersteuning van haar argumenten beroept zij zich op het arrest van het Gerecht van 25 juli 2006, België/Commissie (T‑221/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), waarbij zij aanvoert dat in dat arrest is geoordeeld dat elke onregelmatige uitbetaling van steun leidt tot een te veel betaald bedrag en dus tot schade voor het EOGFL.

53      De Commissie merkt op dat het door haar gegeven voorbeeld, dat aantoont dat voor één perceel het subsidietarief 51,6 % bedroeg, slechts diende ter illustratie, en dat de Franse autoriteiten, op basis van dit voorbeeld, niet konden bewijzen dat er geen sprake was van schade voor de gemeenschapsbegroting. Derhalve is de Commissie van oordeel dat de in het verzoekschrift uiteengezette berekening van de schade, die is gebaseerd op een overschrijding van 1,6 %, niet in aanmerking kan worden genomen.

54      De Commissie stelt dat op basis van de steekproef van 50 dossiers, waarbij op haar verzoek door de Franse autoriteiten elk geherstructureerd perceel opnieuw werd opgemeten, juist is geconstateerd dat voor ongeveer 10 % niet in aanmerking komende oppervlakten steun is ontvangen. Het staat buiten kijf dat dit heeft geleid tot financiële schade voor de gemeenschapsbegroting.

 Beoordeling door het Gerecht

–       Begrip „in aanmerking komende oppervlakte”

55      Opgemerkt zij, dat in de gemeenschapswetgeving, en wel in het bijzonder in artikel 13 van verordening nr. 1227/2000, uitdrukkelijk wordt bepaald dat de lidstaten bevoegd zijn de regels vast te stellen inzake de precieze werkingssfeer en de hoogte van de toe te kennen steun, met name de regels die de betaling van forfaitaire bedragen, maximumsteun per hectare en een op objectieve criteria gebaseerde differentiëring van de steun omvatten.

56      Uit de beschrijving van de methode die de Franse autoriteiten hebben gehanteerd voor de berekening van de herstructurerings‑ en omschakelingssteun (zie punten 8‑15 supra) blijkt dat deze autoriteiten een stelsel hebben ingevoerd dat volledig beantwoordt aan de bovengenoemde wettelijke criteria. Bovendien zij opgemerkt dat de gemeenschapswetgeving geen definitie kent van het begrip „in aanmerking komende oppervlakte”, hetgeen de Commissie niet betwist.

57      Derhalve bestaat er geen wettelijke grondslag om de Franse Republiek te verbieden de keerstroken toe te voegen aan de referentieoppervlakten voor de vaststelling van de hoogte van de steun. Anders dan de Commissie in wezen betoogt, regelt artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 1493/1999 niets over deze vraag.

58      Blijft dus te onderzoeken, of het Franse stelsel hierbij daadwerkelijk een risico heeft doen ontstaan van schade voor de gemeenschapsbegroting.

–       Risico van overschrijding van de drempel voor communautaire financiering

59      Met betrekking tot de verwijzing door de Commissie naar het reeds (in punt 86) aangehaalde arrest België/Commissie, waarin werd geoordeeld dat elke onregelmatige uitbetaling van steun leidt tot een te veel betaald bedrag en dus tot financiële schade voor het EOGFL, moet om te beginnen worden opgemerkt dat, aangezien het in Frankrijk opgezette stelsel voor de toekenning van steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden, zoals reeds gezegd in de punten 56 en 57 supra, niet in strijd is met de gemeenschapswetgeving, de oplossing waar in dat arrest van is uitgegaan, in casu niet van toepassing is.

60      Ook over de resultaten van de controle op basis van de aselecte steekproef van 50 dossiers waarin een betaling is verricht in het kader van het begrotingsjaar 2001, waaruit bleek dat de in aanmerking komende oppervlakte inclusief de ruimte rond de wijnstokken, zijnde een strook half zo breed als de afstand tussen de wijnstokken, gemiddeld slechts 90 % van de in aanmerking genomen oppervlakte vertegenwoordigde, dient te worden opgemerkt dat, zoals in het voorgaande reeds is vastgesteld, de gemeenschapswetgeving niet vereist dat de lidstaten de keerstroken uitsluiten van de referentieoppervlakten voor de vaststelling van de hoogte van de steun. Het argument waarmee de Commissie zich beroept op de resultaten van de controle die werd verricht om een overschrijding van de drempel voor communautaire financiering aan te tonen, is dus op zichzelf niet relevant.

61      Uit het voorgaande volgt dat nu de onwettigheid van de uitgaven die zijn verricht binnen het kader van het Franse betalingsstelsel niet automatisch kan worden voorondersteld, het werkelijke risico voor het EOGFL van overschrijding van de communautaire financieringsdrempel moet worden onderzocht.

62      Ter terechtzitting heeft de Commissie in wezen betoogd dat de gemeenschapswetgeving voorziet in de financiering van kosten, zodat de keerstroken, die geen uitgaven voor herstructurering en omschakeling met zich brengen, niet in aanmerking komen voor communautaire financiering.

63      Wat dit argument betreft, moet worden vastgesteld dat uit het dossier van de zaak niet blijkt dat partijen uitgebreid hebben onderzocht of de keerstroken daadwerkelijk bepaalde kosten met zich mee zouden kunnen brengen die door de communautaire fondsen binnen het kader van herstructurering en omschakeling kunnen worden vergoed.

64      Bovendien heeft de Commissie in haar overeenkomstig artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 aan de Franse autoriteiten (zie punt 17 supra) gezonden kennisgeving van 10 februari 2003 opgemerkt dat „analyse van de voor de herstructurerings‑ en omschakelingsacties noodzakelijke kosten aantoont dat de toegekende forfaitaire steun voornamelijk is gekoppeld aan de oppervlakte die daadwerkelijk met wijnstokken is beplant”. Deze constatering wordt ook gedaan in de brief van de Commissie van 22 juli 2004 die de formele kennisgeving vormt in de zin van artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 en artikel 1, lid 1, sub a, van beschikking 94/442/EG van de Commissie van 1 juli 1994 inzake de instelling van een bemiddelingsprocedure in het kader van de goedkeuring van de rekeningen betreffende het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie (PB L 182, blz. 45).

65      Uit beide bovengenoemde brieven volgt derhalve dat de Commissie met de vaststelling van de litigieuze beschikking niet heeft uitgesloten dat de keerstroken inderdaad kosten met zich mee kunnen brengen binnen het kader van herstructurering en omschakeling.

66      Ook al heeft de Commissie ter terechtzitting een ander standpunt ingenomen, door te ontkennen dat de keerstroken kosten met zich mee kunnen brengen die in aanmerking komen voor de betrokken steun, toch kan niet worden uitgesloten dat de kosten van de bodemvoorbereiding, waaronder de drainage en het grondwerk, waar de Franse Republiek op wijst, tevens betrekking hebben op de keerstroken. Deze werkzaamheden, en bijgevolg de kosten die zij met zich brengen, kunnen worden gekoppeld aan acties die vallen onder de regeling voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden in de zin van artikel 11 van verordening nr. 1493/1999.

67      Nu de Commissie pas in het stadium van de terechtzitting het bestaan heeft betwist van uitgaven die verband houden met keerstroken, kan de Franse Republiek niet worden verweten geen gedetailleerde bewijzen van het tegendeel te hebben overgelegd. Aangezien niet kan worden uitgesloten dat keerstroken uitgaven met zich kunnen brengen die in aanmerking komen voor herstructurerings‑ en omschakelingssteun, dient dit argument van de Commissie derhalve te worden verworpen.

68      Bovendien is het, op praktisch niveau, niet erg waarschijnlijk dat een individuele wijnbouwer zijn wijngaard beheert vanuit het opzicht van de verschillende functies van de diverse percelen. Veel waarschijnlijker is, dat hij het brutobedrag van zijn kosten deelt door het aantal hectaren van zijn bezitting. De Franse Republiek heeft derhalve terecht opgemerkt dat uitsluiting van de keerstroken voor de toekenning van de steun niet noodzakelijkerwijs tot een daling van de kosten leidt. De forfaitaire steun, die wordt berekend aan de hand van de kosten van herstructurering van een perceel van één hectare, inclusief keerstroken, zou immers voortaan zijn gekoppeld aan een kleinere oppervlakte. De verkleining van de oppervlakte waarvoor vergoeding wordt betaald, wordt dan gecompenseerd door de verhoging van het vergoedingstarief.

69      Door te pleiten voor een strikt onderscheid tussen de verschillende oppervlakten van de wijngaard, tracht de Commissie een gekunsteld en onnodig concept in het leven te roepen, dat bovendien niet voortvloeit uit de toepasselijke gemeenschapswetgeving.

70      Bovendien dient aangaande de vraag of het Franse betalingsstelsel de nodige garanties biedt om te waarborgen dat de drempel voor communautaire financiering niet wordt overschreden, het volgende te worden opgemerkt.

71      In de eerste plaats blijkt uit het dossier van de zaak dat de kosten die de Franse Republiek in aanmerking neemt bij de vaststelling van de aan de wijnbouwers te betalen bedragen, wel degelijk reëel zijn, aangezien de desbetreffende gegevens zijn verzameld door de regionale landbouworganisaties.

72      In de tweede plaats heeft de Franse Republiek twee maatregelen genomen om te verzekeren dat de financiële deelneming door de Gemeenschap in de kosten van herstructurerings‑ en omschakelingskosten ten hoogste 50 % van die kosten bedraagt, namelijk door bij de berekening van het forfait enkel rekening te houden met de vaste kosten, met uitsluiting dus van alle incidentele kosten van de wijnbouwers, en door de forfaitaire tarieven aldus vast te stellen dat het hoogste vastgestelde steuntarief niet meer kan bedragen dan 50 % van de laagste kosten van een aanplant.

73      Opgemerkt zij dat bij de hantering van de forfaitaire betalingsmethode een zeker verschil tussen de werkelijke kosten en de toegekende steun onvermijdelijk is. De keerstroken zijn niet afhankelijk van de omvang van het perceel, maar van de vorm hiervan en van beperkingen die verband houden met de cultivering en de doorgang van landbouwmachines. Hieruit volgt dat hoe kleiner het perceel is, hoe hoger het percentage van de niet met wijnstokken beplante oppervlakte. Het is mogelijk dat de eigenaar van een kleine, onregelmatig gevormde wijngaard een naar verhouding hoger bedrag ontvangt dan de eigenaar van een grote, rechthoekige, in een vlakte gelegen wijngaard waarvan de keerstroken slechts 5 % of minder van de oppervlakte vertegenwoordigen. Niettemin erkent verordening nr. 1493/1999 uitdrukkelijk de wettigheid van forfaitaire betalingen, die noodzakelijkerwijs met zich meebrengen dat de vergoedingen die worden betaald aan de verschillende wijnbouwers die zich elk in een andere situatie bevinden, enigszins bij benadering worden vastgesteld. Deze onnauwkeurigheid, die in het kader van de berekening van forfaitaire bedragen onvermijdelijk is, kan op zichzelf niet worden uitgelegd als een omstandigheid die leidt tot schade voor de gemeenschapsbegroting.

74      Aangaande het risico van overschrijding van de drempel voor communautaire financiering, heeft de Franse Republiek uitvoerige informatie verstrekt met betrekking tot twee aspecten die relevant zijn voor de onderhavige zaak.

75      Ten eerste hebben de Franse autoriteiten het bemiddelingsorgaan meegedeeld dat voor het wijnoogstjaar 2000/2001 de steuntarieven voor herstructurerings‑ en omschakelingsacties varieerden van 1 680 EUR per hectare tot 7 170 EUR per hectare, afhankelijk van de voor de aanvrager geldende criteria en de herkomst van de gebruikte aanplantrechten. Het gemiddelde steuntarief bedroeg 4 751 EUR per hectare, wat beduidend minder was dan 7 716 EUR per hectare (welk bedrag overeenkwam met 50 % van de kosten van een herstructureringsactie, die werden geraamd op 15 432 EUR per hectare). Voor het wijnoogstjaar 2001/2002 varieerden de steuntarieven van 2 170 tot 8 000 EUR en bedroeg het gemiddelde tarief 6 197 EUR per hectare, wat minder was dan 8 371 EUR per hectare (welk bedrag overeenkwam met 50 % van de kosten van een herstructureringsactie, geraamd op 16 743 EUR per hectare). Derhalve was volgens de door de Franse Republiek verstrekte gegevens het gemiddelde bedrag van de toegekende steun duidelijk minder dan het in verordening nr. 1493/1999 voorziene maximale tarief van 50 %.

76      Ten tweede hebben de Franse autoriteiten aangetoond dat in een theoretisch geval van toepassing van nagenoeg extreme parameters, dat wil zeggen dat het maximale steuntarief toegekend voor het wijnoogstjaar 2000/2001 werd vergeleken met de laagste kosten van aanplant – in de regio Languedoc-Roussillon – van een perceel kleiner dan 80 are waarvan de keerstroken 25 % uitmaken, het risico van maximale kostenoverschrijding zeer gering is, en neerkomt op een bedrag van 2 294 EUR voor het gehele Franse grondgebied.

77      Aangaande de bezwaren van de Commissie in verband met de aanvaardbaarheid van dit argument (zie punt 53 supra) moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek de desbetreffende informatie heeft verzonden in antwoord op een berekening die de Commissie als voorbeeld had opgenomen in een mededeling aan het bemiddelingsorgaan. Bovendien is, gelet op het feit dat voor deze berekening nagenoeg extreme parameters zijn gebruikt die kenmerkend zijn voor het Franse betalingsstelsel, het aldus door partijen overgelegde voorbeeld voldoende indicatief om in aanmerking te worden genomen.

78      Ten overvloede dient te worden opgemerkt dat hoewel deze informatie laattijdig aan het bemiddelingsorgaan werd meegedeeld, de Commissie hierover beschikte toen zij de litigieuze beschikking gaf. Hoe dan ook, volgens artikel 1 van beschikking 94/442, „[loopt] het door het bemiddelingsorgaan ingenomen standpunt niet [vooruit] op het definitieve besluit van de Commissie”. De Commissie kon deze informatie dus in aanmerking nemen.

79      Bovendien moet worden vastgesteld dat de Commissie zelf toegeeft dat de overschrijding van de drempel voor communautaire financiering, als zij al heeft plaatsgevonden, slechts een of twee specifieke gevallen betrof.

80      Ten slotte zijn, nu rechtens reeds genoegzaam is aangetoond dat het Franse stelsel in overeenstemming is met artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 1493/1999 en met artikel 13 van verordening nr. 1227/2000, de door partijen aangevoerde argumenten betreffende de gestelde gelijkstelling van de aanplantrechten met de regeling inzake herstructurering en omschakeling, niet relevant met het oog op de oplossing van het onderhavige geding.

81      Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat het Franse stelsel van toewijzing van steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden in overeenstemming is met de gemeenschapswetgeving, en dat er geen reëel risico bestaat van overschrijding van de drempel voor communautaire financiering in de zin van artikel 13 van verordening nr.1493/1999.

82      Bijgevolg heeft de Commissie, door uitgaven die in overeenstemming met de communautaire voorschriften zijn verricht uit te sluiten van communautaire financiering, de bepalingen van artikel 7, lid 4, van verordening nr. 1258/1999 geschonden.

83      Het onderhavige middel moet derhalve worden aanvaard.

84      Mitsdien moet de litigieuze beschikking nietig worden verklaard, zonder dat het tweede middel behoeft te worden onderzocht.

 Kosten

85      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Franse Republiek in de kosten te worden verwezen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Beschikking 2005/579/EG van de Commissie van 20 juli 2005 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht, wordt nietig verklaard voor zover daarbij, uit hoofde van een aan de Franse Republiek opgelegde correctie met betrekking tot de vaststelling van de oppervlakten die in aanmerking komen voor steun voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden voor de begrotingsjaren 2001‑2003, het bedrag van 13 519 122,05 EUR van communautaire financiering wordt uitgesloten.

2)      De Commissie wordt verwezen in de kosten.

Czúcz

Cooke

Labucka

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 10 september 2008.

De griffier

 

      De president van de Vierde kamer

E. Coulon

 

      O. Czúcz


* Procestaal: Frans.