Language of document :

Beroep ingesteld op 16 april 2012 - Bank Tejarat/Raad

(Zaak T-176/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Bank Tejarat (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: S. Zaiwalla, P. Reddy en F. Zaiwalla, Solicitors, D. Wyatt, QC en R. Blakeley, Barrister)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

punt 2 van tabel I.B van bijlage I bij besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22) nietig verklaren voor zover het op verzoekster betrekking heeft;

punt 2 van tabel I.B van bijlage I bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2012 van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 19, blz. 1) nietig verklaren voor zover het op verzoekster betrekking heeft;

punt 105 van tabel B van bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1) nietig verklaren voor zover het op verzoekster betrekking heeft;

vaststellen dat artikel 20, lid 1, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad niet van toepassing is op verzoekster;

vaststellen dat artikel 23, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad niet van toepassing is op verzoekster;

vaststellen dat de nietigverklaring van punt 2 van tabel I.B van bijlage I bij besluit 2012/35/GBVB van de Raad en van punt 2 van tabel I.B van bijlage I bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2012 van de Raad en van punt 105 van tabel B van bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad onmiddellijke werking heeft; en

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Eerste middel.

De wezenlijke criteria voor de toepassing van de beperkende maatregelen zijn niet vervuld wat verzoekster betreft en er is geen juridische of feitelijke grondslag voor de opname op de lijst en/of de Raad heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij het bepalen of al dan niet aan de criteria werd voldaan.

De Raad had onvoldoende bewijzen om aan te tonen dat was voldaan aan de criteria voor opname van verzoekster op de lijst en heeft dus (nog) een kennelijke beoordelingsfout gemaakt, aangezien verzoekster aan geen van de vijf criteria voor opname op de lijst voldoet die in artikel 23, lid 2, van verordening nr. 267/2012 zijn neergelegd. De Raad heeft niet het bewijs van het tegendeel geleverd.

Tweede middel.

Verzoeksters opname op de lijst vormt een schending van haar fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid haar recht op vrijheid van ondernemerschap en op eerbiediging van haar eigendom en/of vormt een schending van het evenredigheidsbeginsel.

Derde middel.

De Raad heeft in elk geval de vormvoorschriften geschonden, met name het voorschrift om: (a) verzoekster individueel in kennis te stellen van haar opname op de lijst, (b) een toereikende motivering te geven en (c) het recht van verdediging en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte te eerbiedigen.

____________