Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 22 februari 2005 ingesteld door K & L Ruppert Stiftung & Co. Handels-KG tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak T-86/05)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 22 februari 2005 beroep tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) ingesteld door K & L Ruppert Stiftung & Co. Handels-KG, gevestigd te Weilheim (Duitsland), vertegenwoordigd door D. Spohn, advocaat.

Andere partij voor de kamer van beroep: Natália Cristina Lopes de Almeida Cunha, Cláudia Couto Simões en Marly Lima Jatobá, wonende te Vila Nova de Gaia (Portugal).

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de beslissing van de eerste kamer van beroep van 7 december 2004 in zaak R 328/2004-1 te vernietigen;

-    het Bureau te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het

gemeenschapsmerk:    Natália Cristina Lopes de Almeida Cunha, Cláudia Couto Simões en Marly Lima Jatobá

Betrokken gemeenschapsmerk:    beeldmerk "CORPO livre" voor waren van de klassen 18 en 25 (tassen, kledingartikelen...) - aanvraagnummer 1 811 470.

Houder van het oppositiemerk

of -teken in de oppositieprocedure:    verzoekster

Oppositiemerk of -teken:    nationaal en internationaal woordmerk "LIVRE" voor waren van klasse 25 (kledingstukken en schoeisel)

Beslissing van de oppositieafdeling:    afwijzing van de oppositie, omdat de bewijsstukken in verband met het gebruik van het merk te laat zijn overgelegd en het gebruik van het oppositiemerk derhalve niet als bewezen kan worden beschouwd.

Beslissing van de kamer van beroep:    verwerping van het beroep van verzoekster

Middelen:    Onjuiste toepassing van regel 71 juncto regel 22 van verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk1, alsmede van artikel 74, lid 2, van verordening (EG) nr. 40/94. Ook in een procedure inter partes bieden deze bepalingen een zekere vrijheid bij de beoordeling van de bewijsstukken. Verweerder heeft van deze beoordelingsmarge echter geen gebruik gemaakt.

____________

1 - PB L 303, blz. 1.