Language of document : ECLI:EU:T:2005:333

Zaak T‑87/05

EDP – Energias de Portugal, SA

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Mededinging – Concentratie – Verordening (EEG) nr. 4064/89 – Beschikking waarbij concentratie onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard – Portugese elektriciteits‑ en gasmarkt – Overname van GDP door EDP en Eni – Richtlijn 2003/55/EG – Liberalisering van gasmarkten – Toezeggingen”

Samenvatting van het arrest

1.      Mededinging – Concentraties – Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt – Criteria – In leven roepen of versterken van machtspositie waardoor daadwerkelijke mededinging op gemeenschappelijke markt aanzienlijk wordt belemmerd – Cumulatieve voorwaarden – Wisselwerking

(Art. 82 EG; verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 2 en 3)

2.      Mededinging – Concentraties – Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt – In leven roepen of versterken van machtspositie waardoor daadwerkelijke mededinging op gemeenschappelijke markt aanzienlijk wordt belemmerd – Bewijslast rustend op Commissie – Toezeggingen die door betrokken ondernemingen geldig zijn voorgelegd – Geen invloed

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 2, en 8, lid 2; mededeling van de Commissie betreffende op grond van verordening nr. 4064/89 en verordening nr. 447/98 aanvaardbare corrigerende maatregelen, punt 43)

3.      Mededinging – Concentraties – Onderzoek door Commissie – Toezeggingen van betrokken ondernemingen die aangemelde concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen maken – Achtereenvolgend onderzoek van mededingingsproblemen gevolgd door achtereenvolgend onderzoek van elk van desbetreffende relevante toezeggingen – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 2 en 3, en 8, lid 2)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Misbruik van bevoegdheid – Begrip

(Art. 230 EG)

5.      Mededinging – Concentraties – Onderzoek door Commissie – Toezeggingen van betrokken ondernemingen die aangemelde concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen maken – Toelaatbaarheid van toezeggingen ter zake van zowel gedrag als structuur

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 2 en 3, en 8, lid 2)

6.      Mededinging – Concentraties – Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt – Concentratie op markten met door gemeenschapsrecht toegelaten monopolie – Niet-toepasselijkheid van in artikel 2, lid 3, van verordening nr. 4064/89 genoemde criteria voor verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 3; richtlijn 2003/55 van het Europees Parlement en de Raad, art. 28, lid 2)

7.      Mededinging – Concentraties – Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt – Noodzaak om onmiddellijke effecten van concentratie te onderzoeken – Mogelijkheid om rekening te houden met toekomstige effecten

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 3)

8.      Mededinging – Concentraties – Gebreken van beschikking waarbij onverenigbaarheid met gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld – Geen invloed bij aanwezigheid van andere rechtvaardigingsgronden voor beschikking – Criteria voor onverenigbaarheid waaraan voor ten minste één van betrokken markten is voldaan

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 3)

9.      Mededinging – Concentraties – Onderzoek door Commissie – Economische beoordelingen – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2)

10.    Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Middelen rechtens niet uiteengezet in verzoekschrift – Verwijzing naar gegevens in bijlage – Versnelde procedure – Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

11.    Mededinging – Concentraties – Onderzoek door Commissie – Toezeggingen van betrokken ondernemingen die aangemelde concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen maken – Inaanmerkingneming van na uiterste datum voorgelegde toezeggingen – Voorwaarden

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 8; verordening nr. 447/98 van de Commissie, art. 18; mededeling van de Commissie betreffende op grond van verordening nr. 4064/89 en verordening nr. 447/98 aanvaardbare corrigerende maatregelen, punt 43)

12.    Mededinging – Concentraties – Beoordeling van verenigbaarheid met gemeenschappelijke markt – Bestaan van onderscheiden, maar samenhangende markten – Invloed

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, lid 3)

1.      Artikel 2, leden 2 en 3, van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen noemt voor de beoordeling van de verenigbaarheid van een concentratie met de gemeenschappelijke markt twee cumulatieve criteria, namelijk het in het leven roepen of versterken van een machtspositie en de omstandigheid dat door dat in het leven roepen of versterken van een machtspositie de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt aanzienlijk wordt belemmerd. In sommige gevallen kan echter het in het leven roepen of versterken van een machtspositie zelf al een aanzienlijke belemmering van de mededinging tot gevolg hebben.

Het bewijs van het in het leven roepen of versterken van een machtspositie in de zin van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 4064/89 kan in bepaalde gevallen dus samenvallen met het bewijs van een aanzienlijke belemmering van een daadwerkelijke mededinging. Dit betekent niet, dat het tweede criterium juridisch opgaat in het eerste, maar enkel dat uit een en dezelfde feitelijke analyse van een bepaalde markt volgt, dat aan beide criteria is voldaan.

(cf. punten 45‑46, 49)

2.      Ingevolge artikel 2, lid 2, van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen moet de Commissie aantonen dat een concentratie niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden verklaard, en ingevolge artikel 8, lid 2, van deze verordening gelden voor een door toezeggingen gewijzigde concentratie op het punt van de bewijslast dezelfde criteria als voor een ongewijzigde.

De Commissie is dus enerzijds verplicht een concentratie zoals gewijzigd door de geldig voorgestelde toezeggingen van de partijen te onderzoeken en kan ze anderzijds slechts onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaren, wanneer die toezeggingen onvoldoende zijn om het in het leven roepen of het versterken te verhinderen van een machtspositie die een daadwerkelijke mededinging aanzienlijk zou belemmeren. Daar het om ingewikkelde economische beoordelingen gaat, doet het feit dat de bewijslast bij de Commissie ligt, evenwel niet af aan haar ruime beoordelingsvrijheid op dat gebied.

Wanneer de Commissie de toezeggingen die geldig zijn voorgelegd, dat wil zeggen als eerste voorstel, dan wel, overeenkomstig punt 43 van de mededeling betreffende op grond van verordening nr. 4064/89 en verordening nr. 447/98 aanvaardbare corrigerende maatregelen, als wijziging van de eerste toezeggingen, als onvoldoende kwalificeert, is dit slechts een ontoelaatbare omkering van de bewijslast wanneer de Commissie deze ontoereikendheid niet baseert op objectieve en controleerbare criteria, maar op haar recht te wachten omdat zij van de partijen bij de concentratie niet voldoende gegevens heeft ontvangen om zich te kunnen uitspreken. In dit laatste geval werkt de twijfel immers niet in het voordeel van de partijen bij de concentratie en moet men concluderen, dat de bewijslast met betrekking tot de verenigbaarheid van de concentratie met de gemeenschappelijke markt is omgekeerd.

(cf. punten 61‑63, 69)

3.      De Commissie is verplicht een concentratie te onderzoeken in de vorm die zij heeft gekregen door de wijzigingen welke de partijen geldig hebben voorgesteld. Dit uitgangspunt verbiedt evenwel niet om eerst de door de concentratie veroorzaakte mededingingsproblemen te onderzoeken en vervolgens de toezeggingen die de partijen aanbieden om die problemen op te lossen, noch verbiedt het om achtereenvolgens elk van de voor die problemen relevante toezeggingen te onderzoeken, zolang de Commissie aan het eind van de rit maar komt tot een algemene beoordeling van de concentratie in haar gewijzigde vorm, dat wil zeggen van de effecten van die concentratie op elk van de relevante markten, met inaanmerkingneming van alle toezeggingen die voor die markt van belang zijn.

Verder dient de Commissie alle relevante toezeggingen te onderzoeken in relatie tot een mededingingsprobleem dat is vastgesteld op een van de relevante markten, daaronder begrepen die welke door de partijen bij een concentratie niet als zodanig zijn aangewezen. Er is echter geen sprake van verkeerde rechtstoepassing wanneer de Commissie enkel de specifieke toezeggingen voor één markt of voor één mededingingsprobleem in relatie tot die markt of dat probleem onderzoekt, indien de andere toezeggingen niet relevant zijn en in dat kader geen echte economische betekenis hebben.

(cf. punten 77‑78)

4.      Het begrip misbruik van bevoegdheid houdt in, dat de administratieve overheid haar bevoegdheden heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verleend. Van misbruik van bevoegdheid is slechts sprake wanneer uit objectieve, ter zake dienende en onderling overeenstemmende aanwijzingen blijkt dat een besluit met een dergelijk doel is genomen. Wanneer het besluit verschillende doelen heeft, is er ook indien naast de geldige beweegredenen een niet‑gerechtvaardigde wordt aangevoerd, geen sprake van misbruik van bevoegdheid, zolang het wezenlijke doel niet wordt opgeofferd.

(cf. punt 87)

5.      De door partijen aan de Commissie voorgestelde toezeggingen ter zake van hun gedrag zijn niet naar hun aard onvoldoende om het in het leven roepen of versterken van een machtspositie te verhinderen, en moeten net als de toezeggingen ter zake van de structuur stuk voor stuk worden beoordeeld.

(cf. punt 100)

6.      Wanneer een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van de hem krachtens artikel 28, lid 2, van de tweede gasrichtlijn (2003/55) verleende afwijking, een nationaal gasbedrijf in het leven heeft geroepen, dat een monopolie heeft, zodat de gasmarkten er overeenkomstig het nationaal recht en het gemeenschapsrecht niet voor mededinging openstaan, is er sprake van een omstandigheid die onvermijdelijk rechtstreeks gevolgen heeft voor de toepassing van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, op die markten. Enerzijds belet dat monopolie namelijk de toepassing van het criterium van het in het leven roepen en het versterken van een machtspositie en anderzijds wordt op een markt waar elke mededinging ontbreekt, ook de toepassing van het criterium van een aanzienlijke belemmering van een daadwerkelijke mededinging belet.

De verordening en de richtlijn hebben stellig een verschillende rechtsgrondslag en zijn tot verschillende adressaten gericht, maar zij kunnen niet afzonderlijk worden onderzocht.

(cf. punten 114‑118, 126)

7.      Wanneer de Commissie in het kader van de toepassing van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen een concentratie onderzoekt, moet zij bepalen, of het in het leven roepen of versterken van een machtspositie die de daadwerkelijke mededinging op de relevante markt of markten duurzaam en aanzienlijk kan belemmeren, een rechtstreeks en onmiddellijk gevolg van de concentratie is.

Doet een dergelijke wijziging van de bestaande mededinging zich niet voor, dan moet de concentratie zonder meer worden goedgekeurd. Weliswaar kan de Commissie in voorkomend geval de effecten van een concentratie in een nabije toekomst in aanmerking nemen, of zelfs haar verbod van een concentratie op dergelijke toekomstige effecten baseren, maar dat betekent niet dat zij zich ervan mag onthouden, de eventuele onmiddellijke effecten te analyseren en bij haar beoordeling van de concentratie in haar geheel mee te wegen.

(cf. punt 124)

8.      Wanneer bepaalde gronden van een beschikking op zich beschouwd de beschikking rechtens genoegzaam kunnen dragen, hebben eventuele gebreken in andere onderdelen van de motivering van de beschikking hoe dan ook geen gevolg voor het beschikkend gedeelte.

Aangezien de Commissie krachtens de concentratiewetgeving is gehouden een concentratie te verbieden wanneer, ook al is het maar op een van de relevante markten, aan de criteria van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen is voldaan, kan een beschikking waarbij de onverenigbaarheid van een concentratie met de gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld, slechts nietig worden verklaard indien de eventuele onderdelen van de motivering die geen gebreken vertonen, in het bijzonder die welke een van de relevante markten betreffen, het beschikkend gedeelte niet kunnen schragen.

Niettemin neemt dit niet de noodzaak weg om bij het onderzoek van een bepaalde markt ook de mededingingssituatie op de andere markten te onderzoeken, indien de beschikking hetzij op algemene wijze is gebaseerd op de gevolgen van de concentratie voor de mededinging op de diverse relevante markten, hetzij op het feit dat bepaalde mededingingseffecten van de concentratie op die diverse markten elkaar versterken.

(cf. punten 144‑147, 198)

9.      De gemeenschapsrechter moet bij het toezicht op de ingewikkelde economische beoordelingen die de Commissie in het kader van de haar bij verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen toegekende beoordelingsvrijheid verricht, enkel nagaan of de procedure‑ en motiveringsvoorschriften zijn nageleefd, of de feiten materieel juist zijn, en of er geen sprake is van kennelijke beoordelingsfouten of misbruik van bevoegdheid.

(cf. punt 151)

10.    Om de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, is voor de ontvankelijkheid van een beroep vereist, dat de wezenlijke feitelijke en juridische omstandigheden waarop het is gebaseerd, ten minste summier, maar coherent en begrijpelijk in de tekst van het verzoekschrift te vinden zijn. Ofschoon de tekst van een verzoekschrift op specifieke punten door verwijzingen naar passages in bijgevoegde stukken kan worden gestaafd en aangevuld, kan een algemene verwijzing naar andere schrifturen, ook wanneer dit bijlagen bij het verzoekschrift zijn, het ontbreken van de wezenlijke elementen van de juridische argumentatie, die ingevolge artikel 44, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht in het verzoekschrift zelf moeten voorkomen, niet goedmaken.

Dienaangaande versterkt de omstandigheid dat een beroep in een versnelde procedure wordt behandeld, de relevantie van een dergelijk beginsel. Een versnelde procedure, waarin geen plaats is voor een tweede memoriewisseling, onderstelt immers dat de argumenten van verzoekster meteen in het verzoekschrift, of in voorkomend geval in de verkorte versie daarvan, duidelijk en definitief worden uiteengezet.

(cf. punten 155, 182‑183)

11.    Blijkens artikel 8 van verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, gelezen in samenhang met artikel 18 van verordening nr. 447/98 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen overeenkomstig verordening nr. 4064/89, is de Commissie krachtens de verordeningen inzake concentraties niet verplicht na de uiterste datum aangeboden toezeggingen te accepteren. Dit hangt vooral samen met het vereiste van snelheid, dat voor de gehele verordening nr. 4064/89 kenmerkend is.

Uit punt 43 van de mededeling van de Commissie betreffende op grond van verordening nr. 4064/89 en verordening nr. 447/98 aanvaardbare corrigerende maatregelen, waardoor de Commissie zich vrijwillig heeft verbonden, volgt evenwel dat de partijen bij een aangemelde concentratie mogen verwachten dat te laat voorgestelde toezeggingen in aanmerking worden genomen, op voorwaarde dat, in de eerste plaats, die toezeggingen, zonder dat nader onderzoek nodig is, duidelijk een oplossing voor de eerder vastgestelde mededingingsproblemen bieden, en in de tweede plaats, er voldoende tijd blijft voor overleg met de lidstaten over die toezeggingen.

(cf. punten 161‑163)

12.    Wanneer een concentratie meerdere onderscheiden, maar samenhangende markten raakt en de mededingingssituatie op een of meer van die markten de situatie op een andere markt beïnvloedt, dient men met die andere markten rekening te houden om correct en volledig te kunnen beoordelen, of de concentratie op een van de betrokken markten een machtspositie in het leven roept of versterkt die tot gevolg heeft dat de mededinging aanzienlijk wordt belemmerd. Daarentegen is het voor een verbod van de concentratie niet noodzakelijk, dat een dergelijk gevolg zich op elk van de betrokken markten voordoet.

(cf. punt 203)