Language of document :

Beroep ingesteld op 11 maart 2011 - GS/Parlement en Raad

(Zaak T-149/11)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GS Gesellschaft für Umwelt- und Energie-Serviceleistungen mbH (Eigeltingen, Duitsland) (vertegenwoordiger: Rechtsanwalt J. Schmidt)

Verwerende partijen: Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Conclusies

artikel 8, lid 2, tweede zin, van verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie, nietig verklaren;

verwerende partijen verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op het volgende:

1.    De bestreden regeling schendt artikelen 15 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie:

-    verzoekster voert in dit verband aan dat artikel 8, lid 2, van verordening (EU) nr. 1210/20101 haar vrije beroepsuitoefening en haar vrijheid van onderneming in het gedrang brengt, daar zij na de inwerkingtreding van de bestreden verordening omzetverlies heeft geleden.

2.    De litigieuze regeling schendt artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie:

verzoekster stelt dat artikel 8, lid 2, van verordening nr. 1210/2010 ook haar eigendomsrecht aantast, daar deze regeling het gebruik van haar eigendomsrecht beperkt tot het bestaande en geëxploiteerde bedrijf.

verder maakt de litigieuze regeling een rechtstreekse inbreuk op haar eigendomsrecht mogelijk, daar de euromunten die haar eigendom zijn, haar zonder schadeloosstelling worden afgenomen.

3.    De betwiste regeling is ongeschikt om het door de wetgever gestelde doel te bereiken en is onevenredig:

-    verzoekster voert in dit verband aan dat de vrije beroepsuitoefening, de vrijheid van onderneming alsmede het eigendomsrecht aan beperkingen kunnen worden onderworpen, voor zover deze beperkingen daadwerkelijk beantwoorden aan doeleinden van algemeen belang en gelet op het nagestreefde doel geen onevenredige inbreuk vormen. Verzoekster meent dat de betwiste regeling overbodig is, niet geschikt is om het door de wetgever gestelde doel te bereiken en daarenboven belemmerend is. Bijgevolg is zij onevenredig, en niet geschikt om een schending van de fundamentele rechten van verzoekster te rechtvaardigen.

____________

1 - Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie (PB L 339, blz. 1).