Language of document : ECLI:EU:T:2015:902

Zaak T‑462/13

Comunidad Autónoma del País Vasco

en

Itelazpi, SA

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Digitale televisie – Steun voor de ontwikkeling van digitale terrestrische televisie in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden in Spanje – Besluit waarbij de steunmaatregelen gedeeltelijk verenigbaar en gedeeltelijk onverenigbaar met de interne markt worden verklaard – Voordeel – Dienst van algemeen economisch belang – Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU – Nieuwe steun”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 november 2015

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Tot een lidstaat gericht besluit van de Commissie waarbij staatssteun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Beroep ingesteld door een regionale autoriteit die deze steun heeft verleend – Ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Een enkel en zelfde beroep dat door twee verzoekers wordt ingesteld – Ontvankelijkheid van het beroep van een van de verzoekers – Noodzaak om de ontvankelijkheid van het beroep met betrekking tot de tweede verzoeker te onderzoeken – Geen

(Art. 263 VWEU)

3.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Eerste voorwaarde uiteengezet in het arrest Altmark – Duidelijk omschreven openbaredienstverplichtingen – Geen begunstigde onderneming die daadwerkelijk belast is met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen – In het begrip daaronder begrepen

(Art. 107, lid 1, VWEU)

4.      Mededinging – Unieregels – Adressaten – Ondernemingen – Begrip – Uitoefening van een economische activiteit – Staatsorgaan dat een economische activiteit verricht en van de staat gescheiden rechtspersoonlijkheid bezit – Geen gevolgen voor de financiële betrekking tussen de staat en dat orgaan

(Art. 107, lid 1, VWEU)

5.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Omroepsector – Bepaling van de diensten van algemeen economisch belang – Onderscheid tussen de omroepdienst en de exploitatie van omroepnetwerken – Toelaatbaarheid

(Art. 107, lid 1, VWEU; Protocol nr. 29 bij het VEU en VWEU)

6.      Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Vrije beoordeling van feiten en bewijs

7.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Omroepsector – Omschrijving van een dienst inzake de exploitatie van netwerken als dienst van algemeen economisch belang – Voorwaarde – Eerbiediging van het beginsel van technologische neutraliteit

(Art. 107, lid 1, VWEU en 108 VWEU)

8.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Vierde voorwaarde uiteengezet in het arrest Altmark – Ontoereikendheid van een opgave van de investeringskosten en lopende uitgaven in overeenkomsten – Dienst die met eigen middelen door een bestuursorgaan wordt verricht – Omstandigheid die niet volstaat als waarborg voor de laagste kosten voor de gemeenschap

(Art. 107, lid 1, VWEU)

9.      Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Uitzonderingen – Beoordelingsbevoegdheid van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Art. 107, lid 3, VWEU)

10.    Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Mededeling inzake omschakeling naar digitaal – Rechtskarakter – Indicatieve gedragsregels waarbij de Commissie zelf haar beoordelingsbevoegdheid beperkt

[Art. 107, lid 3, VWEU en 108 VWEU; mededeling COM (2003) 541 definitief van de Commissie]

11.    Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Uitzonderingen – Inaanmerkingneming van de situatie die bestaat ten tijde van vaststelling van de maatregel

(Art. 107, lid 3, VWEU)

12.    Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Uitzonderingen – Steun die als verenigbaar met de interne markt kan worden aangemerkt – Beoordeling aan de hand van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU – Inaanmerkingneming van een vroegere praktijk – Daarvan uitgesloten

[Art. 107, lid 3, c), VWEU]

13.    Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Opeenvolgende, onlosmakelijk met elkaar verbonden interventies van de Staat – Beoordeling van de maatregelen in hun geheel – Toelaatbaarheid

(Art. 107, lid 3, VWEU en 108 VWEU)

14.    Steunmaatregelen van de staten – Bestaande steunmaatregelen en nieuwe steunmaatregelen – Maatregel waarbij een bestaande steunregeling wordt gewijzigd – Wijziging die de kern van de regeling raakt – Kwalificatie als nieuwe steunregeling

[Art. 108, lid 1, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 1, c); verordening nr. 794/2004 van de Commissie, art. 4, lid 1]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 34)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 34)

3.      Op het gebied van staatssteun houdt het eerste in het arrest Altmark geformuleerde criterium in dat de onderneming die compensatie ontvangt, daadwerkelijk moet zijn belast met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en dat die verplichtingen duidelijk moeten omschreven zijn.

Hoewel de lidstaten een ruime beoordelingsbevoegdheid hebben met betrekking tot de omschrijving van wat zij als diensten van algemeen economisch belang (DAEB) beschouwen, is die bevoegdheid echter niet onbeperkt en mag zij niet willekeurig worden uitgeoefend enkel om een bepaalde sector aan de toepassing van de mededingingsregels te onttrekken. Om als DAEB te kunnen worden gekwalificeerd, moet de betrokken dienst immers een algemeen economisch belang dienen dat deze werkzaamheden van andere economische activiteiten onderscheidt.

In dat verband moet bij de omvang van de toetsing door het Gerecht van overwegingen van de Commissie noodzakelijkerwijs rekening worden gehouden met het feit dat de Commissie de omschrijving van een dienst als DAEB door een lidstaat alleen in geval van een kennelijke fout ter discussie mag stellen. Bij deze toetsing moet niettemin worden nagegaan of is voldaan aan een aantal minimumcriteria, met name dat er sprake is van een overheidshandeling waarbij de betrokken marktdeelnemers met een DAEB worden belast en dat die opdracht universeel en verplicht van aard is.

Wanneer er dus geen duidelijke omschrijving van een dienst als openbare dienst is, is aan het eerste criterium van het arrest Altmark niet voldaan. Voorts betekent het enkele feit dat een dienst naar nationaal recht wordt aangewezen als dienst van algemeen belang niet dat elke marktdeelnemer die deze verricht, belast is met de uitvoering van duidelijk omschreven openbaredienstverplichtingen in de zin van dat arrest. Voor de kwalificatie van een dienst als DAEB is namelijk vereist dat de verantwoordelijkheid voor het beheer daarvan aan bepaalde ondernemingen wordt toegekend.

(cf. punten 42, 50‑54, 57)

4.      Wat de toepassing van de mededingingsregels betreft, dient onderscheid te worden gemaakt tussen het geval waarin de staat handelt in de uitoefening van overheidsgezag, en dat waarin hij economische activiteiten van industriële of commerciële aard verricht, bestaande in het aanbieden van goederen of diensten op de markt. Daarbij is het niet van belang, of de staat rechtstreeks via een tot het openbaar bestuur behorend orgaan handelt dan wel via een lichaam waaraan hij bijzondere of exclusieve rechten heeft verleend.

Voorts is het al dan niet bestaan van door het nationale recht verleende, van de staat onderscheiden rechtspersoonlijkheid aan een orgaan dat economische activiteiten verricht, niet van invloed op het bestaan van financiële betrekkingen tussen de staat en dat orgaan, en bijgevolg op de mogelijkheid voor dat orgaan om in aanmerking te komen voor staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(cf. punten 61, 62)

5.      In het staatssteunrecht mag de Commissie in het kader van het toezicht op de kwalificatie als dienst van algemeen economisch belang een onderscheid maken tussen de verrichting van de omroepdienst en de exploitatie van het netwerk voor omroepuitzendingen.

Hoewel transmissie inderdaad onmisbaar is voor omroepuitzendingen, moet evenwel een onderscheid worden gemaakt tussen de omroepdienst en de exploitatie van het netwerk voor omroepuitzendingen. Het gaat immers om twee afzonderlijke activiteiten die worden verricht door verschillende ondernemingen die op onderscheiden markten actief zijn. Terwijl de omroepdienst wordt verzorgd door de omroepen, namelijk televisie-exploitanten, wordt de dienst van de exploitatie van de netwerken voor omroepuitzendingen geleverd door de exploitanten van platforms voor de uitzending van signalen, namelijk het terrestrische platform, de satelliet, de kabel of via de toegang tot breedbandnetten.

Hoewel Protocol nr. 29 betreffende het openbare-omroepstelsel in de lidstaten, ter aanvulling van het VEU en het VWEU, van toepassing is op de omroepsector en meer bepaald op de financiering van de publieke taak omroep die aan de omroeporganisaties is toegekend, valt de financiering van de exploitanten van platforms voor de uitzending van signalen daarentegen buiten dit Protocol. Bovendien houden de doelstellingen van genoemd Protocol om te voorzien in de democratische, sociale en culturele behoeften van de samenleving en om pluralisme in de media te behouden, geen verband met de keuze van de technologie die voor de uitzendingen wordt gebruikt.

(cf. punten 65‑67, 69, 70)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 71)

7.      Op het gebied van staatssteun blijkt uit de algemene structuur van het Verdrag dat de procedure in artikel 108 VWEU nooit mag leiden tot een resultaat dat strijdig zou zijn met de specifieke verdragsbepalingen. De beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken wanneer zij vorm geven aan hun diensten van algemeen economisch belang (DAEB), kan niet dusdanig worden uitgeoefend dat dit tot schending van het beginsel van gelijke behandeling leidt, wat in de context van de exploitatie van netwerken in het bijzonder wordt verzekerd door het beginsel van technologische neutraliteit.

Wanneer voor de transmissie meerdere platforms bestaan, kan dus niet zonder schending van het beginsel van technologische neutraliteit één daarvan als essentieel voor de transmissie van omroepsignalen worden beschouwd. Bij de omschrijving van de dienst bestaande in de exploitatie van een netwerk als een DAEB, mogen de nationale autoriteiten de andere platforms dus niet discrimineren. Een stelsel van onvervalste mededinging, zoals dat waarin het VWEU voorziet, kan slechts worden gewaarborgd indien wordt gezorgd voor gelijke kansen voor de onderscheiden marktdeelnemers.

De naleving van het beginsel van technologische neutraliteit houdt echter niet in dat de definitie van een bepaald platform voor de exploitatie van omroepnetwerken in alle gevallen een kennelijke fout is. Wanneer de Commissie de keuze van de lidstaat niet diepgaand onderzoekt, kan zij namelijk niet met recht vaststellen dat de nationale autoriteiten een kennelijke fout hebben begaan bij de definitie van een bepaald platform voor de exploitatie van het netwerk. Een dergelijke tekortkoming blijft echter zonder gevolgen in een geval waarin niet voldaan is aan het eerste criterium van het arrest Altmark omdat er geen duidelijke en nauwkeurige omschrijving is van een netwerkexploitatiedienst als openbare dienst.

(cf. punten 77‑79)

8.      Op het gebied van staatssteun kan, om te beoordelen of in een concreet geval aan het vierde criterium in het arrest Altmark is voldaan, de opgave van de investeringskosten en de lopende kosten in interinstitutionele overeenkomsten tussen de besturen van een autonome regio van een lidstaat niet in de plaats treden van een analyse van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming, die zodanig is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitvoering van deze verplichtingen.

Voorts vormt het feit dat een dienst met eigen middelen door een bestuursorgaan wordt verricht, geen waarborg voor de laagste kosten voor de gemeenschap.

(cf. punten 80, 84, 87)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 105, 106, 112)

10.    Op het gebied van de overgang van analoge naar digitale omroep is het beginsel van technologische neutraliteit door de Commissie benadrukt in punt 2.1.3 van de mededeling over de overgang naar digitaal van 2003. De voorwaarde van technologische neutraliteit in de zin van deze mededeling houdt in het bijzonder in dat de uitschakeling van de analoge uitzendingen op een bepaald grondgebied alleen kan plaatsvinden wanneer nagenoeg alle huishoudens digitale diensten ontvangen en dat, om deze doelstelling te verwezenlijken, alle transmissiewijzen moeten worden meegerekend. Indien de Commissie dergelijke handelingen vaststelt teneinde in overeenstemming met het Verdrag de criteria te preciseren die zij bij de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid voornemens is toe te passen, impliceert dat een zelfbeperking van die bevoegdheid in de zin dat zij zich behoort te voegen naar de indicatieve regels die zij zichzelf heeft opgelegd.

(cf. punt 109)

11.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 116, 119‑121, 123, 124)

12.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 129)

13.    Op het gebied van staatssteun moeten verschillende interventies van de overheid op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau aan de hand van hun gevolgen worden onderzocht, zodat de Commissie, wanneer er tussen die interventies dusdanig nauwe banden zijn, hen als één enkele steunregeling kan beschouwen die door de autoriteiten van een lidstaat is toegekend.

Voorts hoeft de Commissie in geval van een steunregeling slechts de kenmerken van de betrokken regeling te onderzoeken om in de motivering van het besluit te kunnen beoordelen of die regeling geschikt is om een van de doelstellingen van artikel 107, lid 3, VWEU te bereiken. In een besluit dat betrekking heeft op een dergelijke regeling, hoeft de Commissie dus geen analyse te maken van de steun die op basis daarvan in elk individueel geval is toegekend. Enkel bij de terugvordering van steun moet de individuele situatie van elke betrokken onderneming worden onderzocht.

(cf. punten 133, 134)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 146‑150)