Language of document : ECLI:EU:T:2011:197

BESCHIKKING VAN HET GERECHT
(Kamer voor hogere voorzieningen)

5 mei 2011

Zaak T‑402/09 P

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Regeling voor de verzekering van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen tegen ongevallen en beroepsziekten – Procedure tot erkenning dat ziekte beroepsziekte is – Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond”

Betreft: Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 20 juli 2009, Marcuccio/Commissie (F‑86/07, JurAmbt. blz. I-A-1-271 en II-A-1-1467), en strekkende tot vernietiging van die beschikking.

Beslissing: De hogere voorziening wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Marcuccio wordt verwezen in zijn eigen kosten en in de kosten die de Europese Commissie in het kader van de hogere voorziening heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Beroep tot schadevergoeding – Verzoek om nietigverklaring van het precontentieuze besluit tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Psychisch geweld – Begrip – Gedraging die objectief gezien de betrokkene in diskrediet wil brengen of zijn arbeidsomstandigheden wil verslechteren

(Ambtenarenstatuut, art. 12 bis, lid 3)

3.      Ambtenaren – Psychisch geweld – Bewijslast – Verplichting van betrokkene om begin van bewijs te leveren

(Ambtenarenstatuut, art. 12 bis, lid 3)

4.      Hogere voorziening – Middelen – Controle door het Gerecht van beoordeling van bewijselementen door het Gerecht voor ambtenarenzaken – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11)

5.      Hogere voorziening – Middelen – Controle door het Gerecht van beoordeling van gegevens – Uitgesloten

(Art. 256, lid 2, VWEU)

1.      Op het gebied van de openbare dienst heeft de stilzwijgende afwijzing van een bij het tot aanstelling bevoegd gezag ingediend verzoek om schadevergoeding enkel tot gevolg dat de betrokkene die schade zou hebben geleden een schadevordering kan indienen bij de rechter van de Unie, en is deze niet van invloed op het oordeel van het Gerecht voor ambtenarenzaken over de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om nietigverklaring van die afwijzing.

(cf. punt 23)

Referentie:

Gerecht: 6 maart 2001, Ojha/Commissie, T‑77/99, JurAmbt. blz. I‑A‑61 en II‑293, punt 68

2.      Psychisch geweld bestaat in een handeling die objectief gezien een collega in diskrediet wil brengen of zijn arbeidsomstandigheden bewust wil verslechteren.

(cf. punt 35)

Referentie:

Gerecht: 16 mei 2006, Magone/Commissie, T‑73/05, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑107 en II‑A‑2‑485, punt 79

3.      De ambtenaar die stelt dat hij het slachtoffer van psychisch geweld is geweest dient het begin van bewijs van dat geweld te leveren.

(cf. punt 39)

4.      Ingevolge artikel 11 van bijlage I bij het Statuut van het Hof van Justitie is de hogere voorziening voor het Gerecht beperkt tot rechtsvragen. Het Gerecht voor ambtenarenzaken is bij uitsluiting bevoegd om de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van hetgeen het heeft vastgesteld voortvloeit uit de hem overgelegde processtukken, en om die feiten te beoordelen. De beoordeling van de feiten levert – behoudens het geval van een onjuiste opvatting van de aan het Gerecht voor ambtenarenzaken overgelegde bewijselementen – geen rechtsvraag op die als zodanig vatbaar is voor toetsing door de rechter in hogere voorziening.

(cf. punt 43)

Referentie:

Hof: 2 oktober 2001, EIB/Hautem, C‑449/99 P, Jurispr. blz. I‑6733, punt 44; 5 juni 2003, O’Hannrachain/Parlement, C‑121/01 P, Jurispr. blz. I‑5539, punt 35; 27 april 2006, L/Commissie, C‑230/05 P, JurAmbt. blz. I-B-2-7 en II-B-2-45, punt 45

5.      Met betrekking tot verzoeken om maatregelen tot organisatie van de procesgang of instructiemaatregelen die door een partij bij een geschil worden gedaan, staat het uitsluitend ter beoordeling van het Gerecht voor ambtenarenzaken in zijn hoedanigheid van rechter in eerste aanleg, of de gegevens waarover het beschikt betreffende de aan hem voorgelegde zaken, eventueel aanvulling behoeven.

(cf. punt 50)

Referentie:

Hof: 10 juli 2001, Ismeri Europa/Rekenkamer, C‑315/99 P, Jurispr. blz. I‑5281, punt 19