Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 18 december 2003 ingesteld door Hoechst AG tegen Commissie van de Europese GemeenschappenError! Bookmark not defined.

(Zaak T-410/03)

Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 18 december 2003 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Hoechst AG, gevestigd te Frankfurt am Main (Duitsland), vertegenwoordigd door M. Klusmann en V. Turner, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de litigieuze beschikking nietig te verklaren voor zover deze op verzoekster betrekking heeft;

-    subsidiair, de hoogte van de aan verzoekster in de litigieuze beschikking opgelegde geldboete te verminderen;

-    verweerster in de kosten van de procedure te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij beschikking K(2003) 3426 van 1 oktober 2003 heeft de Commissie vastgesteld dat verzoekster en vier andere ondernemingen door hun deelname aan een complexe, enkele en voortgezette overeenkomst en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sorbaat-sector, waarbij zij onder meer richtprijzen afspraken, inbreuk hebben gemaakt op artikel 81, lid 1, EG. Verzoekster is een geldboete van 99 miljoen euro opgelegd.

Verzoekster stelt beroep in tegen deze beschikking en voert aan dat de Commissie het beginsel van goed bestuur heeft geschonden door in de administratieve procedure een andere onderneming onrechtmatig te bevoordelen. Beide ondernemingen hadden reeds eind 1998 met de Commissie samengewerkt en verzoekster brengt naar voren dat de andere onderneming op onrechtmatige wijze is bevoordeeld.

Verzoekster voert naast onregelmatigheden in de destijds gevoerde procedure tevens aan dat haar, ondanks verzoeken daartoe, inzage in bescheiden in het dossier van de Commissie is geweigerd. De Commissie heeft reeds in het kader van de algemene inzage van het dossier enkele interne stukken openbaar gemaakt zodat zij zich in dit verband niet meer op algemene vertrouwelijkheid van interne stukken kan beroepen. Voorts is verzoekster geen volledige, respectievelijk voldoende verifieerbare versie van de beschikking verschaft vanwege ongerechtvaardigde berekeningen in het eerste deel van de beschikking, waaruit onder meer de berekening van de geldboete niet verifieerbaar naar voren komt.

Verzoekster beroept zich verder op beoordelingsfouten en juridische fouten in verband met de vaststelling van de geldboete. Zij beroept zich op de onevenredigheid van het basisbedrag op grond van een ongelijke behandeling ten opzichte van de overige partijen, maar ook op ten onrechte veronderstelde negatieve gevolgen en een ten onrechte veronderstelde betrokkenheid bij het kartel van "leidinggevenden op het hoogste niveau". Verzoekster voert aan dat verkeerde basisbedragen voor de geldboeten zijn toegepast, aangezien met name geen rekening is gehouden met de bijkomende activiteiten terzake van het kartel van de Japanse producent. Verzoekster bestrijdt verder materieel de verdere verhoging van de geldboete met 30 % vanwege haar veronderstelde positie als "ringleader" en ook de verdere toeslag ten bedrage van 50 % voor het herhaald in overtreding zijn. Met betrekking tot de beoordeling van haar medewerking voert verzoekster aan dat zij ten onrechte niet als eerste meewerkende onderneming is gekwalificeerd.

Bovendien voert verzoekster aan dat geen rekening is gehouden met een eerder oplegde sanctie van de VS in dezelfde zaak, en zij beroept zich in zoverre op het ook ten aanzien van derde landen geldende beginsel ne bis in idem, dat weliswaar niet aan een verdere procedure in de weg staat, maar verplicht tot het rekening houden met een eerdere sanctie.

Tot slot voert verzoekster de op grond van het jarenlange stilzitten van de Commissie in het eerste stadium van de procedure te lange duur van de procedure in de zin van artikel 6, lid 1, EVRM aan en beroept zij zich op onrechtmatigheid van het bevel tot nalaten vanwege de verkoop van de onderneming die in de tussentijd heeft plaatsgevonden.

____________