Language of document : ECLI:EU:C:2019:204

Zaak C724/17

Vantaan kaupunki

tegen

Skanska Industrial Solutions Oy e.a

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Korkein oikeus)

 Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 maart 2019

„Prejudiciële verwijzing – Mededinging – Artikel 101 VWEU – Vergoeding van de schade die is veroorzaakt door een bij dat artikel verboden mededingingsregeling – Vaststelling van de entiteiten die de schade dienen te vergoeden – Opvolging van juridische entiteiten – Begrip ,onderneming’ – Criterium van de economische continuïteit”

1.        Mededingingsregelingen – Verbod – Rechtstreekse werking – Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen – Wijze van uitoefening

(Art. 101, lid 1, VWEU)

(zie punten 24‑27, 43, 44)

2.        Mededingingsregelingen – Verbod – Rechtstreekse werking – Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen – Vaststelling van de entiteit die de geleden schade dient te vergoeden – Toepassing van het Unierecht – Onderneming – Artikel 11, lid 1, van richtlijn 2014/104 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht – Hoofdelijk aansprakelijke ondernemingen – Geen invloed

(Art. 101 VWEU; richtlijn nr. 2014/104 van het Europees Parlement en de Raad, art. 11, lid 1)

(zie punten 28‑35)

3.        Mededingingsregelingen – Verbod – Rechtstreekse werking – Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen – Vaststelling van de entiteit die de geleden schade dient te vergoeden – Onderneming – Begrip – Economische eenheid – Eenheid die wordt gevormd door verschillende natuurlijke of rechtspersonen – Herstructurering van een onderneming – Rechtspersoon die de onderneming exploiteerde ten tijde van de inbreuk – Opheffing ten gevolge van de overneming door een andere onderneming – Aansprakelijkstelling van de koper – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 101 VWEU)

(zie punten 36‑40)

4.        Mededingingsregelingen – Verbod – Rechtstreekse werking – Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen – Vaststelling van de entiteit die de geleden schade dient te vergoeden – Onderneming – Bestaan van een situatie van economische continuïteit – Rechtspraak die is ontwikkeld in de context van de oplegging door de Commissie van geldboeten – Toepassing op een vordering tot schadevergoeding

(Art. 101 VWEU)

(zie punten 41‑47)

5.        Mededingingsregelingen – Verbod – Rechtstreekse werking – Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen – Vaststelling van de entiteit die de geleden schade dient te vergoeden – Onderneming – Economische identiteit tussen de vennootschap die heeft deelgenomen aan de inbreuk en de verkrijgende vennootschap

(Art. 101 VWEU)

(zie punten 48‑51 en dictum)

6.        Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in de tijd van uitleggingsarresten – Terugwerkende kracht – Beperking door het Hof – Voorwaarden – Belang van de financiële gevolgen van het arrest voor de betrokken lidstaat – Risico op ernstige economische gevolgen die met name voortvloeien uit het grote aantal te goeder trouw tot stand gekomen rechtsbetrekkingen – Aanzetten van particulieren en nationale autoriteiten tot gedrag dat strijdig is met het Unierecht – Gedrag van andere lidstaten of van de Commissie dat eventueel heeft bijgedragen aan de onzekerheid – Niet voldaan aan de voorwaarden

(Art. 267 VWEU)

(zie punten 54‑58)

Samenvatting

In het arrest Skanska Industrial Solutions e.a. (C‑724/17) van 14 maart 2019 heeft het Hof zich uitgesproken over een verzoek om een prejudiciële beslissing dat betrekking had op de in het Verdrag opgenomen bepalingen inzake mededingingsregelingen. Het Hof heeft voor recht verklaard dat in een situatie waarin alle aandelen in de vennootschappen die hebben deelgenomen aan een mededingingsregeling, zijn verkregen door andere vennootschappen, die de eerstgenoemde vennootschappen hebben ontbonden en hun commerciële activiteiten hebben voortgezet, de verkrijgende vennootschappen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de door die mededingingsregeling veroorzaakte schade.

In casu is in Finland tussen 1994 en 2002 een mededingingsregeling ten uitvoer gelegd. Deze mededingingsregeling – die betrekking had op de verdeling van de markten, op de prijzen en op de indiening van offertes – gold voor de gehele lidstaat en kon tevens de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Tussen 2000 en 2003 hebben de verwerende vennootschappen alle aandelen in meerdere deelnemers aan de mededingingsregeling verkregen. Vervolgens hebben zij de door hen verkregen deelnemende vennootschappen ontbonden na procedures van vrijwillige liquidatie. Bij arrest van 29 september 2009 heeft de hoogste bestuursrechter van Finland de deelnemers aan de mededingingsregeling veroordeeld wegens schending van de Finse wet betreffende mededingingsbeperkingen en van de in het Verdrag opgenomen bepalingen inzake mededingingsregelingen. Op grond van dat arrest wilde de Finse stad Vantaa de uit de mededingingsregeling voortvloeiende schade vergoed krijgen van de verkrijgende vennootschappen. Die vergoeding is haar geweigerd omdat volgens de voorschriften inzake civiele aansprakelijkheid die deel uitmaken van het Finse recht, enkel de juridische entiteit die de schade heeft veroorzaakt, aansprakelijk is.

Met zijn eerste en zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de in het Verdrag opgenomen bepalingen inzake mededingingsregelingen aldus moeten worden uitgelegd dat de verkrijgende vennootschappen in een situatie als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de door die mededingingsregeling veroorzaakte schade.

Het Hof heeft geoordeeld dat de kwestie van de vaststelling van de entiteit die de uit een mededingingsregeling voortvloeiende schade moet vergoeden, rechtstreeks wordt geregeld door het Unierecht. Gezien het persoonlijke karakter van de aansprakelijkheid voor schade die voortkomt uit inbreuken op de mededingingsregels van de Unie, rust de aansprakelijkheid voor de door een inbreuk veroorzaakte schade op de onderneming die deze regels schendt. De schade die voortvloeit uit een door artikel 101 VWEU verboden mededingingsregeling of gedraging, dient te worden vergoed door de ondernemingen in de zin van deze bepaling die hebben deelgenomen aan die mededingingsregeling of gedraging.

Het begrip „onderneming” in de zin van artikel 101 VWEU strekt zich uit tot elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Het verwijst naar een economische eenheid, ook al wordt deze in juridisch opzicht gevormd door verschillende natuurlijke of rechtspersonen.

Derhalve heeft de juridische of organisatorische wijziging van een entiteit die de mededingingsregels van de Unie heeft geschonden, niet noodzakelijk tot gevolg dat een nieuwe onderneming wordt gecreëerd die bevrijd is van de aansprakelijkheid voor de met die regels strijdige gedragingen van de voorgaande entiteit, als die entiteit en de nieuwe entiteit in economisch opzicht identiek zijn. Indien ondernemingen die aansprakelijk zijn voor de schade die is veroorzaakt door een dergelijke inbreuk, aan hun aansprakelijkheid konden ontsnappen door het enkele feit dat hun identiteit is veranderd ten gevolge van herstructureringen, overdrachten dan wel andere juridische of organisatorische wijzigingen, zou namelijk afbreuk worden gedaan aan de met het bovengenoemde systeem nagestreefde doelstelling en aan het nuttige effect van die regels.

In casu blijkt er sprake te zijn van economische continuïteit tussen de verkrijgende vennootschappen en de vennootschappen die hebben deelgenomen aan de mededingingsregeling in kwestie. Derhalve is de aansprakelijkheid van laatstgenoemde vennootschappen voor de schade die is veroorzaakt door deze mededingingsregeling, overgegaan op de verkrijgende vennootschappen.