Language of document : ECLI:EU:C:2019:671

Zaak C417/18

AW e.a.

tegen

Lietuvos valstybė, vertegenwoordigd door de Lietuvos Respublikos ryšių reguliavimo tarnyba, de Bendrasis pagalbos centras en het Lietuvos Respublikos vidaus reikalų ministerija

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas)

 Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 5 september 2019

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2002/22/EG – Universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten – Artikel 26, lid 5 – Uniform Europees alarmnummer – Terbeschikkingstelling van locatiegegevens over de beller”

1.        Harmonisatie van de wetgevingen – Telecommunicatiesector – Universele dienst en gebruikersrechten – Richtlijn 2002/22 – Verplichting voor de betrokken ondernemingen om locatiegegevens over de beller gratis ter beschikking te stellen aan de instantie die noodhulpoproepen naar „112” beheert – Omvang – Oproep afkomstig van een mobiele telefoon die niet is uitgerust met een simkaart – Daaronder begrepen

(Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 2002/22, art. 26, lid 5)

(zie punten 22‑24, dictum 1)

2.        Harmonisatie van de wetgevingen – Telecommunicatiesector – Universele dienst en gebruikersrechten – Richtlijn 2002/22 – Vaststelling van de criteria voor de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de locatiegegevens over de beller naar het uniforme Europese alarmnummer „112” – Beoordelingsmarge van de lidstaten – Grenzen – Verplichting om ervoor te zorgen dat de locatie van de beller voldoende betrouwbaar en nauwkeurig wordt bepaald om de hulpdiensten in staat te stellen op te treden – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 2002/22, art. 26, lid 5)

(zie punten 29‑34, dictum 2)

3.        Recht van de Europese Unie – Rechten toegekend aan particulieren – Schending door een lidstaat – Verplichting om de aan de particulieren berokkende schade te vergoeden – Voorwaarden – Nationaal recht op grond waarvan het bestaan van een indirect causaal verband tussen een schending van het nationale recht en de geleden schade wordt geacht te volstaan voor de aansprakelijkheid van de staat – Toereikendheid van een dergelijk indirect causaal verband tussen een aan de lidstaat toerekenbare schending van het Unierecht en de door particulieren geleden schade voor de aansprakelijkheid van deze lidstaat

(zie punten 38‑41, dictum 3)

Samenvatting

Telecombedrijven moeten de locatiegegevens over de beller kosteloos verstrekken aan de instantie die de noodoproepen naar „112” beheert

In het arrest AW e.a. (Oproepen naar „112”) (C‑417/18), dat op 5 september 2019 is gewezen, heeft het Hof geoordeeld dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat – voor zover dit technisch haalbaar is – de telecombedrijven locatiegegevens over de beller kosteloos beschikbaar stellen aan de instantie die noodoproepen naar „112” beheert, ook al is de oproep afkomstig van een mobiele telefoon die geen simkaart bevat. Bovendien moeten deze gegevens voldoende betrouwbaar en nauwkeurig zijn om de hulpdiensten in staat te stellen op te treden. Ten slotte heeft het Hof de voorwaarden vastgesteld waaronder de staat aansprakelijk kan worden gesteld in geval van schending van het Unierecht.

Een 17-jarig meisje was ontvoerd in een buitenwijk van Panevėžys (Litouwen), vervolgens verkracht en levend verbrand in de kofferbak van een auto. Terwijl zij in deze kofferbak was opgesloten, heeft zij de Litouwse alarmcentrale met een mobiele telefoon ongeveer tien keer gebeld op het uniforme Europese alarmnummer „112” om hulp te vragen. Het nummer van de gebruikte mobiele telefoon verscheen echter niet op de apparatuur van de alarmcentrale, waardoor de medewerkers van deze alarmcentrale niet konden bepalen waar zij was. Men heeft niet kunnen vaststellen of de door het slachtoffer gebruikte mobiele telefoon een simkaart bevatte en evenmin waarom haar nummer niet zichtbaar was bij de alarmcentrale.

Naasten van het slachtoffer hebben beroep ingesteld tot veroordeling van de Litouwse staat tot vergoeding van hun immateriële schade. Zij verwijten de Republiek Litouwen, niet de juiste praktische uitvoering te hebben gewaarborgd van artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22(1), dat de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat de betrokken ondernemingen locatiegegevens over de beller kosteloos beschikbaar stellen aan de instantie die noodhulpoproepen beheert, zodra deze instantie de oproep ontvangt.

De bestuursrechter in eerste aanleg te Vilnius (Litouwen), waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de omvang van de verplichting om de locatiegegevens over de beller naar „112” te verstrekken.

Om te beginnen heeft het Hof verduidelijkt dat de lidstaten de verplichting van artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22 moeten nakomen – voor zover dit technisch haalbaar is – ook al is de oproep afkomstig van een mobiele telefoon die niet is uitgerust met een simkaart.

Voorts heeft het Hof benadrukt dat de laatste zin van artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22 de lidstaten een zekere beoordelingsmarge verleent bij de vaststelling van de criteria voor de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de locatiegegevens over de beller naar „112”. De criteria die zij vaststellen, moeten er echter voor zorgen dat – voor zover dit technisch haalbaar is – de locatie van de beller zo betrouwbaar en nauwkeurig wordt bepaald als nodig is om de hulpdiensten in staat te stellen hem nuttige bijstand te verlenen. Aangezien de beoordeling hiervan buitengewoon technisch van aard is en nauw verband houdt met de specifieke kenmerken van het nationale mobiele telecommunicatienetwerk, staat het aan de nationale rechter om deze te verrichten.

Wat ten slotte de voorwaarden betreft voor de aansprakelijkheid van de staat voor schade die is veroorzaakt door een schending van het Unierecht, heeft het Hof geoordeeld dat een van deze voorwaarden is dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de schending van dit recht en de door de betrokken particulieren geleden schade. Het is echter aan de staat om in het kader van het nationale aansprakelijkheidsrecht de gevolgen van de veroorzaakte schade ongedaan te maken, met dien verstande dat de door de nationale wettelijke regelingen ter zake van schadevergoeding vastgestelde voorwaarden niet ongunstiger mogen zijn dan die welke voor gelijksoortige nationale vorderingen gelden. Hieruit volgt dat wanneer volgens het nationale recht van een lidstaat het bestaan van een indirect causaal verband tussen een door de nationale autoriteiten begane onrechtmatigheid en de door een particulier geleden schade wordt geacht te volstaan voor de aansprakelijkheid van de staat, een dergelijk indirect causaal verband tussen een aan deze lidstaat toerekenbare schending van het Unierecht en de door een particulier geleden schade krachtens het gelijkwaardigheidsbeginsel eveneens moet worden geacht te volstaan voor de aansprakelijkheid van deze lidstaat voor deze schending van het Unierecht.


1      Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB 2002, L 108, blz. 51), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 (PB 2009, L 337, blz. 11).