Language of document :

Beroep ingesteld op 13 november 2012 - HSH Investment Holdings Coinvest-C en HSH Investment Holdings FSO/Commissie

(Zaak T-499/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: HSH Investment Holdings Coinvest-C Sàrl (Luxemburg, Luxemburg) en HSH Investment Holdings FSO Sàrl (Luxemburg) (vertegenwoordigers: H. Niemeyer en H. Ehlers, Rechtsanwälte)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit van verweerster van 20 september 2011 in zaak C 29/2009 (ex N 264/2009) - HSH Nordbank AG - nietig verklaren;

verweerster verwijzen in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters tegen de verplichtingen ten laste van de minderheidsaandeelhouders de volgende middelen aan:

Eerste middel: Geen afzonderlijke steunmaatregelen ten gunste van de minderheidsaandeelhouders

Verzoeksters voeren aan dat de Commissie het begrip steunmaatregelen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU onjuist heeft toegepast, doordat zij verzoeksters ten onrechte als ontvangers van steun heeft aangemerkt. Een meerwaarde van de aandelen van de minderheidsaandeelhouders was louter het economische gevolg van de aan de HSH Nordbank verleende steun en geen indirecte steun aan de minderheidsaandeelhouders.

Tweede middel: Ontoereikende motivering van de vaststelling dat verzoeksters een voordeel hebben ontvangen

Verzoeksters voeren met dit middel aan dat de Commissie de motiveringsplicht van artikel 296, lid 2, VWEU heeft geschonden, doordat zij niet voldoende heeft uitgelegd waarom verzoeksters indirecte steun van de staat zouden hebben ontvangen en waarom de waarde van HSH Nordbank onjuist zou zijn vastgesteld. Bovendien heeft de Commissie de hoogte van de beweerde steun ten gunste van de minderheidsaandeelhouders niet berekend en de beoordeling van deze steun verward met de beoordeling van de lastenverdeling.

Derde middel: Onjuiste feitenvaststelling bij de beoordeling of verzoeksters een financieel voordeel hebben ontvangen

In het kader van dit middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie de feiten onjuist heeft vastgesteld. Volgens verzoeksters heeft de vennootschap die de waarde van HSH Nordbank beoordeelde HSH Nordbank en daarmee de uitgifteprijs van de nieuwe gewone aandelen niet te hoog gewaardeerd, maar de waardering in overeenstemming met erkende waarderingsmethoden verricht.

Vierde middel: Niet-inaanmerkingneming van de door verzoeksters reeds geleverde bijdragen aan de lastenverdeling

Verzoeksters voeren aan dat de Commissie de uit artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en de herstructureringsmededeling2 voortvloeiende vereisten betreffende de lastenverdeling onjuist heeft toegepast, doordat zij bij haar beoordeling of verzoeksters voldoende bij de lastenverdeling zijn betrokken geen rekening heeft gehouden met de door hen reeds geleverde bijdragen.

Vijfde middel: Schending van artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 659/1999 en van het rechtszekerheidsbeginsel door de onrechtmatige beëindiging van de formele onderzoeksprocedure

Met dit middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie artikel 7, lid 1, van verordening nr. 659/1999 en het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden door de formele onderzoeksprocedure betreffende verzoeksters te beëindigen zonder vaststelling van een van de besluiten vermeld in artikel 7 van verordening nr. 659/1999.

Zesde middel: Schending van artikel 7, lid 4, van verordening nr. 659/1999, artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en de herstructureringsmededeling door ongepaste voorwaarden op te leggen

In het kader van dit middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie artikel 7, lid 4, van verordening nr. 659/1999 en de herstructureringsmededeling heeft geschonden door het opleggen van voorwaarden die geen verband hielden met de herstructurering van de HSH Nordbank, maar de verkapte goedkeuring van een voorwaardelijke indirecte steunmaatregel vormden.

Zevende middel: Schending van het evenredigheidsbeginsel door overmatige belasting van verzoeksters

Verzoeksters voeren aan dat de Commissie het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden door hen in het kader van de lastenverdeling overmatig te belasten.

Achtste middel: Schending van het gelijkheidsbeginsel door discriminatie van verzoeksters

Verzoekster voeren met dit middel aan dat de Commissie het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door hen in haar besluit voorwaarden op te leggen die zij niet in andere, vergelijkbare zaken heeft opgelegd.

Voorts voeren verzoeksters tegen het bestreden besluit de volgende middelen aan:

1.    Eerste middel: Schending van artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en van de mededeling besmette activa door een onjuiste berekening van het onverenigbare steunelement

In het kader van dit middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en de mededeling besmette activa heeft geschonden door het zogenoemde onverenigbare steunelement, verbonden met de waarborg ten gunste van HSH Nordbank, onjuist te berekenen.

2.    Tweede middel: Ontoereikende motivering van de vaststelling van de reële waarde in het economisch verkeer

Met dit middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie ontoereikend heeft gemotiveerd op welke wijze de reële waarde in het economisch verkeer van de door de waarborg gedekte portfolio is vastgesteld.

3.    Derde middel: Schending van artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en de mededeling besmette activa door een onjuiste berekening van het terug te vorderen bedrag

Verzoeksters voeren aan dat de Commissie artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en de mededeling besmette activa heeft geschonden door het terug te vorderen bedrag onjuist te berekenen.

4.    Vierde middel: Schending van het gelijkheidsbeginsel bij de berekening van het terug te vorderen bedrag

In de onderhavige context wordt in de vierde plaats aangevoerd dat de Commissie het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door HSH Nordbank bij de berekening van het terug te vorderen bedrag minder gunstig te behandelen dan andere, vergelijkbare gevallen.

5.    Vijfde middel: Schending van artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en het evenredigheidsbeginsel door goedkeuring afhankelijk te maken van een buitensporige verkleining van de balans

Ten slotte betogen verzoeksters dat de Commissie artikel 107, lid 3, sub b, VWEU en het evenredigheidsbeginsel ook heeft geschonden door haar toestemming afhankelijk te maken van een buitensporige verkleining van de balans van HSH Nordbank.

____________

1 - Mededeling van de Commissie betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (PB 2009, C 195, blz. 9).

2 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [88] van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).

3 - Mededeling van de Commissie betreffende de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector (PB 2009, C 72, blz. 1).