Language of document : ECLI:EU:T:2015:113

Zaak T‑365/13

(gedeeltelijke publicatie)

Republiek Litouwen

tegen

Europese Commissie

„EOGFL – Afdeling Garantie – ELFG en Elfpo – Aan financiering onttrokken uitgaven – Maatregelen voor plattelandsontwikkeling – ,Natuurlijke handicaps’ en agromilieu – Geschiktheid van de controles – Forfaitaire financiële correcties – Evenredigheid”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 26 februari 2015

Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL en Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering om uitgaven te financieren die voortvloeien uit onregelmatigheden bij de toepassing van de regelgeving van de Unie – Forfaitaire correctie van 5 % wegens ontoereikendheid van de door een lidstaat uitgevoerde controles op de naleving van de milieumaatregelen die samenhangen met het criterium inzake meststoffengebruik – Door deze lidstaat geleverd bewijs dat de tekortkoming geen ernstig risico inhield voor de begroting van de Unie – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Nietigverklaring van de financiële correctie

[Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad, art. 31, lid 2; besluit 2013/214/EU van de Commissie]

Volgens artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bepaalt de Commissie de aan communautaire financiering te onttrekken bedragen en houdt zij daarbij rekening met de aard en ernst van de inbreuk, alsmede met de financiële schade voor de Unie.

Uitvoeringsbesluit 2013/214, waarbij op basis van de vaststelling van de Commissie dat de uitgevoerde visuele controles ontoereikend waren, een financiële correctie van 5 % is toegepast voor de agromilieumaatregelen die samenhangen met het criterium inzake meststoffengebruik, dient derhalve nietig te worden verklaard wanneer de betrokken lidstaat rechtens genoegzaam bewijst dat het achterwege blijven van kruiscontroles in overeenstemming met de Unierechtelijke regelgeving in de praktijk voor de begroting van de Unie slechts een beperkt financieel risico met zich heeft gebracht. Dit risico rechtvaardigt niet dat op basis van dat besluit een dergelijke correctie wordt toegepast, die enkel is voorgeschreven wanneer sprake is van een ernstig risico van verlies voor de begroting van de Unie. Bijgevolg is oplegging van een financiële correctie van 5 % in dergelijke omstandigheden in strijd met artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 en het evenredigheidsbeginsel.

(cf. punten 110, 118, 119, 121)