Language of document : ECLI:EU:T:2015:859

Zaak T‑361/13

(gedeeltelijke publicatie)

Menelaus BV

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Nietigheidsprocedure – Gemeenschapswoordmerk VIGOR – Oudere communautaire en internationale beeldmerken VIGAR – Ontvankelijkheid van de op cd-rom overgelegde bewijzen van gebruik – Inaanmerkingneming van extra bewijzen die niet binnen de gestelde termijn zijn overgelegd – Normaal gebruik van de oudere merken – Artikel 15 en artikel 57, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 – Op onderdelen afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen niet wijzigt”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 18 november 2015

1.      Gemeenschapsmerk – Afstand, verval en nietigheid – Behandeling van het verzoek – Bewijs van het gebruik van het oudere merk – Normaal gebruik – Begrip – Beoordelingscriteria – Vereiste van concrete en objectieve bewijselementen – Wijze waarop en middelen waarmee het bewijs wordt geleverd – Geen beperking – Ontvankelijkheid van de op cd-rom overgelegde bewijzen van gebruik

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 57, leden 2 en 3; verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regel 22, lid 4, en 40, lid 6)

2.      Gemeenschapsmerk – Beslissingen van het Bureau – Beginsel van gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur – Eerdere beslissingspraktijk van het Bureau – Rechtmatigheidsbeginsel – Noodzaak van een strikt en volledig onderzoek in elk concreet geval

1.      Uit regel 22, lid 4, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, zoals gewijzigd, vloeit voort dat de daarin opgenomen lijst met bewijsmiddelen (verpakkingen, catalogi, facturen, enz.) niet exhaustief is, aangezien in deze bepaling wordt aangegeven dat het bewijs „in beginsel alleen [bestaat] uit” de opgegeven lijst van voorbeelden. Bovendien is reeds geoordeeld dat de wijze waarop en de middelen waarmee het normale gebruik van een merk wordt bewezen, niet beperkt zijn. Dienaangaande is het duidelijk dat bewijsmiddelen zoals audio‑ of videomateriaal, bijvoorbeeld radio‑ of televisiereclame, niet zijn uitgesloten. Deze zijn gewoonlijk beschikbaar op een informaticadrager zoals een cd-rom of een USB-stick en kunnen niet op een papieren drager of in een gedigitaliseerd bestand daarvan worden overgelegd.

Dit geldt niet voor de bewijsmiddelen, zoals facturen of een catalogus, die hadden kunnen worden overgelegd op een papieren drager of via een bestand met gescande documenten, maar die zijn opgeslagen op een cd-rom om te worden overgelegd. Ook al staan de hierboven in herinnering gebrachte beginselen niet in de weg aan bewijselementen in de vorm van een cd-rom, de vraag betreft vóór alles de wijze van overlegging van bewijselementen aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen). De bepalingen van verordening nr. 2868/95 die specifiek betrekking hebben op de verzending van mededelingen aan het Bureau staan evenwel niet in de weg aan de overlegging van bewijselementen op cd-rom.

2.      Het valt niet uit te sluiten dat de overlegging van bewijzen op een cd-rom met verschillende elektronische bestanden het onderzoek van de aldus overgelegde bewijsstukken moeilijker kan maken dan een papieren drager of een enkel bestand met een gescande versie van de documenten, waardoor deze eenvoudig ongewijzigd kunnen worden gereproduceerd door af te drukken. Dienaangaande staat het aan de partijen die de bewijzen van gebruik op cd-roms overleggen, om zich ervan te vergewissen dat de leesbaarheid ervan hun bewijswaarde niet aantast.

(cf. punten 23‑29, 34, 35)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 37, 38)