Language of document :

Beroep ingesteld op 28 september 2012 - Distillerie Bonollo e.a. / Raad

(Zaak T-431/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Distillerie Bonollo SpA (Formigine, Italië); Industria Chimica Valenzana (ICV) SpA (Borgoricco, Italië); Distillerie Mazzari SpA (Sant'Agata sul Santerion, Italië); Caviro Distillerie Srl (Faenza, Italië), en Comercial Química Sarasa, SL (Madrid, Spanje) (vertegenwoordiger: R. MacLean, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 626/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China2 (hierna: "bestreden verordening"), nietig te verklaren, voor zover de antidumpingrechten voor Ninghai Organic Chemical Factory en Changmao Biochemical Engineering Company Co. Ltd onrechtmatig zijn vastgesteld op grond van kennelijke beoordelingsfouten die de geldigheid van de maatregel aantasten, schending van de artikelen 2 en 11, lid 9, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (hierna: "antidumpingbasisverordening"), schending van verzoeksters' rechten van verweer en onvoldoende motivering van de bestreden verordening;

de handhaving van de bestreden verordening te gelasten totdat de Raad conform artikel 264 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de maatregelen heeft genomen die nodig zijn om het arrest van het Hof ten uitvoer te leggen;

de verwerende partij en eventuele interveniënten te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan:

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door de methode voor de vaststelling van de normale waarde in het referentieland te wijzigen zonder voldoende aan te geven dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, en heeft daarmee inbreuk gemaakt op artikel 11, lid 9, van de antidumpingbasisverordening;

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door in strijd met artikel 2, leden 1, 2, 7, sub a en b, van de antidumpingbasisverordening geen rekening te houden met de concrete verkoopprijzen op de binnenlandse markt van het referentieland en ten onrechte gebruik te maken van berekende waarden;

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door in strijd met artikel 2, lid 3, van de antidumpingbasisverordening gebruik te maken van de benzeenprijzen die in de VS en West-Europa werden gehanteerd, en niet van de grondstofprijzen zoals die concreet in het land van productie golden, en is zo uitgekomen op een onjuiste waarde voor de in het nieuwe onderzoek toegepaste normale waarde;

de verwerende partij heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door de productiekosten in de berekende waarde onjuist voor te stellen en uit te gaan van grondstofprijzen die in strijd met artikel 2, lid 3, van de antidumpingbasisverordening niet gelijkwaardig waren;

de verwerende partij en de Europese Commissie hebben verzoeksters' rechten van verweer geschonden door hun niet de informatie te verstrekken die zij nodig hadden om de methode op basis waarvan de normale waarde was vastgesteld naar behoren te begrijpen en door geen motivering te verstrekken met betrekking tot bepaalde essentiële aspecten bij de berekening van de normale waarde in het referentieland en de gebruikte overeenkomstige dumpingmarges, waardoor de geldigheid van de bestreden verordening is aangetast.

____________

1 - Uitvoeringsverordening tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 182, blz. 1).

2 - Verordening van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51), zoals gewijzigd.