Language of document :

Beroep ingesteld op 17 juli 2007 - Frankrijk / Commissie

(Zaak T-257/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: E. Belliard, G. de Bergues, R. Loosli en A.-L. During, gemachtigden)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van punt 3) van de bijlage bij verordening (EG) nr. 727/2007 van de Commissie van 26 juni 20071 tot wijziging van de bijlagen I, III, VII en X bij verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën2, voor zover daarbij punten 2.3 b) iii), 2.3 d) en 4 zijn toegevoegd aan hoofdstuk A van bedoelde bijlage VII;

subsidiair, mocht het Gerecht het verzoek om gedeeltelijke nietigverklaring niet-ontvankelijk verklaren, nietigverklaring van verordening nr. 727/2007 in zijn geheel;

verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vordert de verzoekende partij de gedeeltelijke, subsidiair de volledige nietigverklaring van verordening (EG) nr. 727/2007 van de Commissie van 26 juni 2007, waarin minder beperkende toezicht- en uitroeiingsmaatregelen worden toegestaan ten aanzien van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën in vergelijking met die voorzien in verordening (EG) nr. 999/2001.

Ter ondersteuning van haar beroep voert zij aan dat de litigieuze bepalingen moeten worden vernietigd vanwege schending van het voorzorgsbeginsel wat zowel de beoordeling als de beheersing van het risico betreft.

Verzoekster beweert dat de Commissie het voorzorgsbeginsel niet heeft nageleefd in het stadium van de risicobeoordeling door de wetenschappelijke twijfels te negeren die volgens haar nog bestaan over zowel het risico van overdracht van andere overdraagbare spongiforme encefalopathieën dan de boviene spongiforme encefalopathie op de mens als de betrouwbaarheid van de onderzoeken waarop de Commissie zich heeft gebaseerd bij de vaststelling van de litigieuze verordening.

Volgens verzoekster heeft de Commissie ook het voorzorgsbeginsel geschonden in het stadium van de risicobeheersing aangezien op grond van de litigieuze bepalingen het risico niet kan worden ingeperkt en zelfs zou kunnen worden vergroot. Zij meent daarenboven dat de verergering van het risico dat door de litigieuze bepalingen wordt veroorzaakt niet kan worden gerechtvaardigd door het voordeel dat ervan wordt verwacht.

____________

1 - PB L 165, blz. 8.

2 - PB L 147, blz. 1.