Language of document :

Beroep ingesteld op 22 februari 2024 – Corporate & Public Management Consulting International / Commissie

(Zaak T-106/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Corporate & Public Management Consulting International OÜ (Tallinn, Estland) (vertegenwoordiger: C. Ginter, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

het besluit van de Commissie van 13 februari 2024 waarbij de inschrijving van verzoekster in aanbestedingsprocedure NEAR/TBS/2023/EA-RP/0125 is afgewezen, nietig te verklaren;

elke daaruit voortvloeiende, voorgenomen of daarmee verband houdende maatregel, zelfs met inbegrip van op heden onbekende maatregelen die de Europese Commissie met betrekking tot aanbestedingsprocedure NEAR/TBS/2023/EA-RP/0125 neemt, en inzonderheid de beoordelingsverslagen, het gunningsbesluit, en alle overeenkomsten die worden aangegaan met de gekozen inschrijver, nietig te verklaren;

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij de afwijzing van verzoeksters inschrijving („de inschrijving”) en heeft aldus artikel 168, lid 6, van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad1 geschonden:

het besluit van de Commissie van 13 februari 2024 („het bestreden besluit”) moet nietig worden verklaard, aangezien de Commissie door de inschrijving af te wijzen in de onderhavige zaak artikel 168, lid 6, van verordening 2018/1046 en de aanbestedingsstukken heeft geschonden;

artikel 168, lid 6, van verordening 2018/1046 bepaalt dat inschrijvingen die niet voldoen aan alle minimumeisen van de aanbestedingsstukken, worden afgewezen. Verweerster heeft vastgesteld dat verzoeksters inschrijving niet voldeed aan de minimumeisen voor hoofddeskundige nr. 2 („HD 2”) die zijn vermeld in de aanbestedingsstukken. Dit is onjuist;

uit de ingediende documenten blijkt dat HD 2 over de vereiste algemene beroepservaring beschikt die ruimer is dan de minimumeisen;

de Commissie heeft aldus artikel 168, lid 6, van verordening 2018/1046 geschonden en het bestreden besluit moet nietig worden verklaard.

Tweede middel: de Commissie heeft artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) geschonden door de inschrijving af te wijzen zonder om voorafgaande toelichting te verzoeken:

het bestreden besluit moet nietig worden verklaard, aangezien de Commissie naast artikel 168, lid 6, van verordening 2018/1046 het Handvest heeft geschonden wegens niet-nakoming van het beginsel van behoorlijk bestuur;

in de onderhavige zaak heeft verweerster, door te concluderen dat de inschrijving niet-ontvankelijk was, niet met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld. De Commissie heeft de nodige controles niet verricht en heeft verzoekster niet verzocht om, met name, aanvullende informatie betreffende de inschrijving;

het recht op behoorlijk bestuur omvat onder meer de zorgplicht, de motiveringsplicht en het recht om te worden gehoord in bestuurlijke procedures. De Commissie heeft al deze beginselen ten aanzien van verzoekster geschonden;

in het bestreden besluit werd niet aangegeven waarom HD 2 niet voldeed aan de inschrijvingseisen. Slechts nadat contact werd opgenomen met de Commissie heeft laatstgenoemde verduidelijkt dat zij van mening is dat de ervaring van HD 2 niet overeenstemt met de vereiste algemene beroepservaring. De Commissie heeft echter niet nader verklaard waarom zij van mening was dat de ervaring van HD 2 voor het grootste deel niet voldoet aan de inschrijvingseisen;

de Commissie heeft de door verzoekster verstrekte documenten niet op een professionele manier onderzocht;

bovendien had de Commissie de nodige controles niet verricht en had zij de verzoekende partij niet verzocht om, met name, aanvullende informatie betreffende de inschrijving vòòr de vaststelling van het bestreden besluit. Uit de rechtspraak van het Hof blijkt dat het verbod van schending van het recht om te worden gehoord in bestuurlijke procedures ook grote betekenis krijgt in aanbestedingsprocedures. De Commissie heeft verzoekster dit recht ontnomen;

gelet op het voorgaande stelt verzoekster dat het in de onderhavige zaak duidelijk is dat de Commissie het beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden.

____________

1 Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018 L 193, blz. 1).