Language of document : ECLI:EU:T:2024:223

Zaak T654/22

(Gedeeltelijke publicatie)

M&T 1997, a.s.

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

 Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 10 april 2024

„Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat deur- en raamgrepen weergeeft – Ouder model – Nietigheidsgrond – Eigen karakter – Artikel 25, lid 1, onder b), en artikel 6 van verordening (EG) nr. 6/2002”

1.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Beoordelingscriteria – Vrijheid van de ontwerper

[Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, leden 1 en 2, en 25, lid 1, b)]

(zie punten 19, 34, 51)

2.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Geïnformeerde gebruiker – Begrip

[Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, lid 1, en 25, lid 1, b)]

(zie punten 25, 26)

3.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Globale beoordeling van alle door het oudere model afgebeelde elementen

[Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, lid 1, en 25, lid 1, b)]

(zie punten 47, 48)

4.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Bepaling van de algemene indruk aan de hand van de wijze waarop het voortbrengsel wordt gebruikt – Invloed van de zichtbare kenmerken van het voortbrengsel op het gebruikscomfort ervan

[Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, lid 1, en 25, lid 1, b)]

(zie punten 49, 50)

5.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk (i)– Weergave van deur- en raamgrepen

[Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, lid 1, en 25, lid 1, b)]

(zie punten 55‑60)

Samenvatting

Het Gerecht vernietigt een beslissing van de kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)(1) en benadrukt in dit arrest het beginsel dat de algemene indruk die een model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, moet worden bepaald aan de hand van de wijze waarop het betrokken voortbrengsel wordt gebruikt en de invloed van de zichtbare kenmerken van het voortbrengsel op het gebruikscomfort ervan.

Op 17 november 2012 heeft de rechtsvoorganger van M&T 1997, a.s., verzoekster, bij het EUIPO een aanvraag ingediend tot inschrijving van het gemeenschapsmodel dat deur- en raamgrepen weergeeft(2). Op 23 oktober 2020 heeft VDS Czmyr Kowalik sp.k. een vordering tot nietigverklaring ingesteld en daartoe aangevoerd dat het model geen eigen karakter heeft(3).

De nietigheidsafdeling heeft deze vordering toegewezen omdat het litigieuze model geen eigen karakter had.

Daarop heeft de kamer van beroep om dezelfde reden het beroep tegen deze beslissing verworpen, omdat het model bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekte dan het oudere model.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen brengt het Gerecht in herinnering dat de algemene indruk die een model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, moet worden bepaald aan de hand van de wijze waarop het betrokken voortbrengsel gewoonlijk wordt gebruikt. In dit verband moet er rekening mee worden gehouden dat de aandacht van de geïnformeerde gebruiker zich veeleer richt op de onderdelen die het best zichtbaar en het belangrijkst zijn bij het gebruik van het voortbrengsel. Zo wordt het belang van de zichtbare kenmerken van het voortbrengsel niet alleen beoordeeld op basis van de invloed die deze kenmerken hebben op de verschijningsvorm van het voortbrengsel, maar ook op het gebruikscomfort ervan. Bovendien versterkt een hoge mate van vrijheid van de ontwerper de conclusie dat modellen die geen belangrijke verschillen vertonen bij de geïnformeerde gebruiker eenzelfde algemene indruk wekken, en dat het in geding zijnde model dus geen eigen karakter heeft. Omgekeerd bevordert een geringe mate van vrijheid van de ontwerper de conclusie dat voldoende duidelijke verschillen tussen de modellen een verschillende algemene indruk bij de geïnformeerde gebruiker zullen wekken, en dat het model dus wel beschikt over een eigen karakter.

Wat betreft de conflicterende modellen merkt het Gerecht op dat wanneer de geïnformeerde gebruiker de deurgreep met deurkruk nadert om deze normaal te gebruiken, hij die ziet van bovenaf. Bijgevolg zijn de meest zichtbare onderdelen van de deurgreep de naar buiten gerichte delen, te weten de voor-, zij- en bovenkant van de greep. De verschillen aan de achterzijde, te weten de kromming van de randen en de vorm van de hals, zullen echter ook zichtbaar zijn voor de geïnformeerde gebruiker en hij zal deze niet over het hoofd zien, temeer daar de afgeronde kromming van de randen van het litigieuze model gepaard gaat met een fijner en gladder uiterlijk, dat de geïnformeerde gebruiker gemakkelijk zal opmerken. Voorts gaat het bij de afgeronde en fijnere vormen van de randen van het litigieuze model om verschillen met het oudere model die door de geïnformeerde gebruiker zullen worden waargenomen als een factor die de manipulatie van de greep beïnvloedt, zodat zij belangrijke elementen zijn voor de door het litigieuze model gewekte algemene indruk. Deze aspecten hebben immers invloed op het gebruikscomfort van de greep, aangezien zij overeenkomen met de delen van de greep die rechtstreeks in contact komen met de hand van de geïnformeerde gebruiker.

Gelet op een en ander en op het hoge aandachtsniveau van de geïnformeerde gebruiker in casu, oordeelt het Gerecht dat de verschillen wat de hoeken van de deurkruk en de hals betreft noch marginale elementen noch kleine variaties van hetzelfde model vormen. Een meer afgeronde vorm zorgt immers in het algemeen voor een verzachting van de lijnen van de hals en van de deurkruk, hetgeen een aanzienlijke invloed heeft op zowel de algemene verschijningsvorm als het gebruikscomfort van de deurgreep, zodat het gaat om een element dat de aandacht van de geïnformeerde gebruiker trekt. Ondanks de grote vrijheid van de ontwerper komt het Gerecht bijgevolg tot de slotsom dat die verschillen voldoende belangrijk zijn en dus ervoor zorgen dat de conflicterende modellen een verschillende algemene indruk wekken.


i      Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.


1      Beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 29 augustus 2022 (zaak R 29/2022‑3).


2      Het model werd ingeschreven voor voortbrengselen die vallen binnen de klasse 08‑06 in de zin van de Overeenkomst van Locarno van 8 oktober 1968 tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid, zoals gewijzigd.


3      In de zin van artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz. 1).