Language of document :

Beroep ingesteld op 9 april 2013 – Telefónica / Commissie

(Zaak T-216/13)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Telefónica, SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Folguera Crespo, P. Vidal Martínez en E. Peinado Iríbar, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de artikelen 1 en 2 van het besluit van de Commissie van 23 januari 2013 nietig verklaren voor zover deze betrekking hebben op verzoekster, of, subsidiair,

artikel 2 van het bestreden besluit gedeeltelijk nietig verklaren en het bedrag van de opgelegde geldboete verlagen, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het besluit waartegen in de onderhavige procedure wordt opgekomen, is hetzelfde als in zaak T-208/13, Portugal Telecom/Commissie.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

Eerste middel: schending van artikel 101 VWEU

Verzoekster stelt dat in het bestreden besluit de rechtspraak inzake beperkingen naar strekking onjuist is toegepast. Tevens wordt schending aangevoerd van de beginselen inzake het vermoeden van onschuld, de bewijslast en in dubio pro reo met betrekking tot de inhoud van het negende beding van de aankoopovereenkomst. In het bijzonder betoogt verzoekster dat dit beding verband hield met de transactie en niet kan worden beschouwd of toegepast los daarvan of los van het moeizame onderhandelingsproces dat werd gekenmerkt door een voortdurende tussenkomst van de Portugese regering.

Tweede middel: schending van artikel 101 VWEU

In dit verband wordt een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten en schending van het beginsel van de globale beoordeling van het bewijs aangevoerd met betrekking tot de context waarin het beding werd overeengekomen, het gedrag van de betrokken partijen en de doelstelling van het beding.

Derde middel, ontleend aan schending van de regels inzake de bewijslast, het beginsel van behoorlijk bestuur, de rechten van verdediging en het vermoeden van onschuld met betrekking tot het bewijs van de tussenkomst van de Portugese regering in de onderhandelingen en in de totstandkoming en handhaving van het betrokken beding.

Vierde middel: schending van artikel 101 VWEU

Volgens verzoekster is er sprake van ontoereikende motivering en onjuiste beoordeling van de vraag of het beding in staat was de mededinging te beperken, een noodzakelijke voorwaarde voor de vaststelling van een schending, ten minste naar strekking, van artikel 101 VWEU.

Vijfde middel: schending van artikel 101 VWEU

Hierbij wordt aangevoerd dat het betrokken beding evenmin mededingingsbeperkende gevolgen heeft in strijd met artikel 101 VWEU.

Subsidiair voert verzoekster tevens schending van het evenredigheidsbeginsel en niet-nakoming van de motiveringsplicht aan, alsmede een kennelijke fout door de niet-erkenning van verzachtende omstandigheden en door de onvoldoende beoordeling ervan.