Language of document : ECLI:EU:T:2007:216

Zaak T‑192/04

Flex Equipos de Descanso, SA

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk LURA-FLEX – Oudere nationale beeldmerken die woordelement ‚flex’ bevatten – Laattijdige overlegging aan oppositieafdeling van vertalingen van ter staving van bekendheid van oudere merken ingediende stukken – Verplichting van kamer van beroep om noodzaak van inaanmerkingneming van vertaalde documenten te beoordelen”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van oppositie

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 74, lid 2; verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regels 16, lid 3, 17, lid 2, en 20, lid 2)

2.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep tegen beslissing van oppositieafdeling van Bureau – Onderzoek door kamer van beroep – Omvang

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 74, lid 2)

1.      Uit de dubbele verwijzing van regel 16, lid 3, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk naar regel 20, lid 2, en van regel 17, lid 2, naar regel 16, lid 3, vloeit voort dat de termijn die de oppositieafdeling overeenkomstig regel 20, lid 2, stelt voor de overlegging van de bijzonderheden van de ter staving van de oppositie aangevoerde feiten, bewijzen en argumenten ook geldt voor de vertalingen van de bewijselementen inzake de bekendheid van de oudere merken van de opposant in de taal van de oppositieprocedure.

Wanneer de opposant de vertalingen in de proceduretaal van het bewijsmateriaal inzake de bekendheid van zijn oudere merken bij de oppositieafdeling indient na het verstrijken van die termijn, moet hij worden geacht deze bewijselementen niet tijdig te hebben aangevoerd in de zin van artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94, zodat het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) daar overeenkomstig die bepaling geen rekening mee hoeft te houden.

(cf. punten 50, 61)

2.      Wanneer bij de kamer van beroep beroep is ingesteld tegen een beslissing houdende afwijzing van de oppositie tegen de inschrijving van een teken als gemeenschapsmerk, heeft de kamer van beroep op grond van artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk en op voorwaarde dat zij haar beslissing op dit punt motiveert, een marge om te beoordelen of het voor haar beslissing nodig is, rekening te houden met feiten of bewijsmiddelen die de opposant laattijdig bij de oppositieafdeling heeft ingediend. Er kan met name gegronde reden zijn om met niet tijdig aangevoerde gegevens rekening te houden wanneer deze gegevens prima facie werkelijk relevant kunnen zijn voor de uitkomst van de oppositieprocedure en bovendien het stadium van de procedure en de omstandigheden waarin deze gegevens niet tijdig zijn aangevoerd, niet eraan in de weg staan dat er rekening mee wordt gehouden.

Bijgevolg geeft de kamer van beroep blijk van een onjuiste rechtsopvatting wanneer zij meteen weigert gebruik te maken van haar beoordelingsmarge om te bepalen, of met dergelijk bewijsmateriaal rekening moet worden gehouden.

(cf. punten 62‑63, 67)