Language of document : ECLI:EU:T:2006:123

Zaak T‑395/04

Air One SpA

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen.

„Staatssteun – Luchtvervoer – Klacht – Ontbreken van standpuntbepaling van Commissie – Beroep wegens nalaten – Termijn – Ontvankelijkheid”

Samenvatting van het arrest

1.      Beroep wegens nalaten – Bevoegdheid van gemeenschapsrechter

(Art. 232, tweede alinea, EG en 233 EG)

2.      Beroep wegens nalaten – Natuurlijke of rechtspersonen

(Art. 88, lid 3, EG, 230, vierde alinea, EG en 232, derde alinea, EG)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen

(Art. 88, leden 2 en 3, EG en 230, vierde alinea, EG)

4.      Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door Commissie – Formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, EG – Aanmaning van belanghebbenden

(Art. 88, lid 2, EG; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 1, sub h)

5.      Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door Commissie

(Art. 87 EG en 88 EG)

1.      De gemeenschapsrechter is niet bevoegd om een instelling bevelen te geven in het kader van een beroep krachtens artikel 232 EG. Het Gerecht kan slechts een nalaten vaststellen, waarna de betrokken instelling op grond van artikel 233 EG de maatregelen moet nemen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Gerecht.

(cf. punt 24)

2.      De artikelen 230 EG en 232 EG voorzien slechts in een en dezelfde rechtsgang. Daaruit volgt dat, evenals een particulier op grond van artikel 230, vierde alinea, EG nietigverklaring van een niet tot hem gerichte handeling van een instelling kan vorderen indien die handeling hem rechtstreeks en individueel raakt, artikel 232, derde alinea, EG aldus moet worden uitgelegd, dat het een particulier ook de mogelijkheid biedt, een beroep wegens nalaten in te stellen tegen een instelling die heeft nagelaten een handeling vast te stellen waardoor hij op dezelfde wijze zou worden geraakt. Derhalve is ontvankelijk, het beroep dat door een concurrent van de begunstigde van steun wordt ingesteld om te doen vaststellen dat de Commissie na een klacht van die concurrent heeft nagelaten een beschikking te geven in het kader van de in artikel 88, lid 3, EG bedoelde preliminaire fase van het onderzoek van de steun.

(cf. punten 25, 27)

3.      Wanneer de Commissie, zonder de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, EG in te leiden, bij wege van een beschikking op basis van lid 3 van dit artikel constateert dat een steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, kunnen degenen die door de in artikel 88, lid 2, EG geboden procedurele waarborgen worden beschermd, de eerbiediging daarvan slechts afdwingen indien zij de mogelijkheid hebben die beschikking voor de gemeenschapsrechter te betwisten. Om deze redenen is een door een belanghebbende in de zin van artikel 88, lid 2, EG ingesteld beroep tot nietigverklaring van een dergelijke beschikking ontvankelijk wanneer degene die het beroep instelt, daarmee de procedurele rechten wil doen eerbiedigen die hij aan deze laatste bepaling ontleent. Indien de verzoeker daarentegen opkomt tegen de gegrondheid van de beschikking waarbij de steun als zodanig wordt beoordeeld of tegen een aan het einde van de formele onderzoeksprocedure vastgestelde beschikking, volstaat het feit dat hij als belanghebbende in de zin van artikel 88, lid 2, EG kan worden beschouwd niet om het beroep ontvankelijk te verklaren. Dan moet hij aantonen dat deze beschikking hem betreft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie, welke hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat. Dit is met name het geval wanneer de marktpositie van de verzoeker aanzienlijk wordt aangetast door de steun waarop de betrokken beschikking betrekking heeft.

(cf. punten 30‑32)

4.      De belanghebbenden in de zin van artikel 88, lid 2, EG zijn de personen, ondernemingen of verenigingen die eventueel door de verlening van de steun in hun belangen worden geraakt, dat wil zeggen met name de ondernemingen die met de begunstigde van de steun concurreren, en de beroepsorganisaties. Deze uitlegging wordt bevestigd door artikel 1, sub h, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [88 EG], volgens hetwelk het begrip „belanghebbende” elke „lidstaat en [...] persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden getroffen, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen” omvat. De hoedanigheid van belanghebbende is dus niet voorbehouden aan ondernemingen die aanzienlijk zijn benadeeld door de toekenning van de steun.

(cf. punt 36)

5.      Aangezien de Commissie bij uitsluiting bevoegd is om de verenigbaarheid van staatssteun met de gemeenschappelijke markt te beoordelen, is zij in het belang van een goede toepassing van de fundamentele verdragsbepalingen inzake staatssteun gehouden een klacht wegens een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregel met bekwame spoed en onpartijdig te onderzoeken. Hieruit volgt dat de Commissie het preliminaire onderzoek van overheidsmaatregelen waartegen een klacht is ingediend, niet eindeloos kan laten voortduren, nadat zij heeft aanvaard, een dergelijk onderzoek te verrichten door de betrokken lidstaat om inlichtingen te verzoeken. Of de duur van het onderzoek van een klacht redelijk is, moet worden beoordeeld met inachtneming van de specifieke omstandigheden van de zaak en in het bijzonder met inachtneming van de context ervan, de verschillende fasen van de procedure die de Commissie moet volgen, en de ingewikkeldheid van de zaak.

(cf. punt 61)