Language of document :

Beroep ingesteld op 8 mei 2007 - Opus Arte UK / BHIM - Arte (OPUS ARTE)

(Zaak T-170/07)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Opus Arte UK Ltd (Waldron, Engeland) (vertegenwoordigers: D. McFarland, barrister, en J. A. Alchin, solicitor)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Arte G.E.I.E. (Straatsburg, Frankrijk)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 8 maart 2007 in zaak R 733/2005-1 te vernietigen; en

het Bureau te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: het communautaire beeldmerk "Opus Arte" voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 25 en 41 - aanvraagnr. 2 551 778

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Arte G.E.I.E.

Oppositiemerk of -teken: de communautaire en nationale beeld- en woordmerken die het woord "ARTE" bevatten voor waren en diensten van onder meer de klassen 9, 16, 25 en 41

Beslissing van de oppositieafdeling: volledige afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: toewijzing van het beroep voor diensten van klasse 41, "film- en televisieproductie en distributie", en toestemming tot inschrijving voor de andere geclaimde waren en diensten

Aangevoerde middelen:

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twee middelen aan:

Als eerste middel stelt verzoekster dat de omstreden beslissing inbreuk maakt op de artikelen 73 en 74 van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad (hierna: "verordening nr. 40/94"). Volgens verzoekster had het Bureau niet mogen weigeren door haar aangedragen relevante feiten, bewijsmateriaal en argumenten in aanmerking te nemen, en had het zijn beslissing niet mogen baseren op feitelijke vermoedens die niet vooraf door een van de partijen waren gewekt, of op vage en niet-gestaafde verklaringen van de opposant.

Als tweede middel stelt verzoekster dat de omstreden beslissing inbreuk maakt op artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 door te oordelen dat gevaar voor verwarring van "ARTE" met "OPUS ARTE" bestaat. Volgens verzoekster kon een dergelijk oordeel niet worden gebaseerd op de betwistbare overeenstemming tussen de merken en konden de vermoedens niet worden weerlegd door positief bewijs van ontbreken van verwarring en het feitelijke ontbreken van bewijs van verwarring en het vreedzaam samen bestaan van de merken op de Europese markt.

____________