Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 23 april 2004 ingesteld door Ferriere Nord Spa tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-153/04)

Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 23 april 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Ferriere Nord SpA, vertegenwoordigd door W. Viscardini en G. Donà, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

─    krachtens artikel 230 EG nietig te verklaren de beschikkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen vervat in aangetekende brief BUDG/C-5/DS (D2004) / 51138 van 5 februari 2004, door verzoekster ontvangen op 13 februari 2004, en in faxbericht BUDG/C-05/DS (D2004) 53883, door verzoekster ontvangen op 13 april 2004, waarbij Ferriere Nord is gelast de bedragen van respectievelijk 564 402,26 EUR en 341 932,32 EUR te betalen in verband met gedraging IV/31.553 - betonstaalmatten;

─    de Commissie in alle kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens verzoekster zijn bovenvermelde beschikkingen, die uitvoering geven aan de beschikking van de Commissie van 2 augustus 1989 (waarbij verzoekster is veroordeeld tot een geldboete van 320 000 EUR wegens schending van artikel 85, lid 1, EEG-Verdrag), onwettig wegens verjaring op grond van artikel 4 van verordening nr. 2988/74 van de Raad inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers- en het mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap.1 Meer in het bijzonder betoogt zij het volgende:

de beschikking van de Commissie van 2 augustus 1989 is definitief geworden door het arrest van het Hof van Justitie van 17 juli 1997, zodat de verjaringstermijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 2988/74 op de datum van de uitspraak van dat arrest is ingegaan;

die termijn is onderbroken door de brief van de Commissie van 11 september 1997, aan verzoekster betekend op 18 september 1997, zodat toen een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar is ingegaan (artikel 5 van verordening nr. 2988/74);

derhalve had de Commissie de boetebeschikking vóór 11 september 2002 of uiterlijk vóór 18 september 2002 ten uitvoer moeten leggen;

de bestreden beschikkingen dateren evenwel van respectievelijk 5 februari 2004 (door verzoekster ontvangen op 13 februari 2004) en 13 april 2004 (door verzoekster per fax ontvangen op 13 april 2004);

het recht van de Commissie op gedwongen tenuitvoerlegging van haar beschikking van 2 augustus 1989 is derhalve verstreken.

____________

1 - PB L 319 van 29.11.1974, blz. 1.