Language of document : ECLI:EU:F:2007:183

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

25 oktober 2007

Zaak F‑53/05

José Fernandez Tunon

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractant – Verzoek om herziening van bij aanwerving vastgestelde indeling en bezoldiging – Voormalig hulpfunctionaris die zonder wijziging van functie als arbeidscontractant wordt aangesteld – Artikelen 3 bis en 80, leden 2 en 3, RAP – Taken die onder verschillende functiegroepen vallen – Gelijke behandeling – Beroep dat kennelijk ongegrond is”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van 21 maart 2005 houdende afwijzing van verzoekers als klacht geherkwalificeerde verzoek van 23 november 2004 tegen het besluit tot vaststelling van zijn indeling en bezoldiging als arbeidscontractant alsmede, voor zover nodig, van het oorspronkelijke besluit tot vaststelling van die indeling en bezoldiging overeenkomstig de overeenkomst van 23 augustus 2004 en, anderzijds, vergoeding van de schade die op 25 000 EUR wordt geraamd.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Regeling van toepassing op andere personeelsleden – Toepasselijkheid van titel IV, betreffende arbeidscontractanten, niet afhankelijk van voorafgaande vaststelling van de aan ieder type werkzaamheden verbonden bevoegdheden van de verschillende functiegroepen van die personeelsleden (Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, art. 52 en 80, lid 3; verordening nr. 723/2004 van de Raad)

2.      Ambtenaren – Regeling van toepassing op andere personeelsleden – Gelijke behandeling

3.      Ambtenaren – Gelijke behandeling

1.      Geen enkele bepaling van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden of van verordening nr. 723/2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden stelt de toepasselijkheid van titel IV van die regeling, betreffende arbeidscontractanten, en met name van de bepalingen betreffende hun aanstelling, afhankelijk van de in artikel 80, lid 3, van die regeling bedoelde vaststelling van de aan ieder type werkzaamheden verbonden bevoegdheden die elk kenmerkend zijn voor de functiegroepen waartoe arbeidscontractanten kunnen behoren. Integendeel, artikel 52 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, dat bepaalt dat de werkelijke diensttijd van hulpfunctionarissen die, zoals blijkt uit punt 36 van verordening nr. 723/2004, op den duur moeten worden vervangen door arbeidscontractanten, niet na 31 december 2007 kan worden voortgezet en dat na 31 december 2006 geen nieuwe hulpfunctionaris meer in dienst mag worden genomen, bevestigt juist de onmiddellijke toepasselijkheid van die titel IV, aangezien in dat artikel niet wordt gezegd dat artikel 80, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden eerst in werking moet zijn getreden.

(cf. punt 60)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 juli 2007, De Smedt/Commissie, T‑415/06 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑0000 en II‑B‑1‑0000, punt 40

Gerecht voor ambtenarenzaken: 19 oktober 2006, De Smedt/Commissie, F‑59/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑109 en II‑A‑1‑409, punt 52

2.      Het staat de gemeenschapswetgever vrij om op elk moment in de statutaire bepalingen die wijzigingen aan te brengen die hij in het belang van de dienst acht en om voor de toekomst statutaire bepalingen vast te stellen die voor de betrokken ambtenaren of personeelsleden ongunstiger zijn, op voorwaarde dat de rechten die de ambtenaren of personeelsleden onder het oude Statuut hebben verkregen behouden blijven en dat de door de nieuwe regeling specifiek geraakte personen op dezelfde wijze worden behandeld. Hem kan dus niet worden verweten dat hij een nieuwe categorie personeelsleden heeft gecreëerd, namelijk de arbeidscontractanten voor wie een andere financiële regeling geldt dan voor hulpfunctionarissen en die op termijn de categorie hulpfunctionarissen en ambtenaren van de categorie D moeten vervangen, voor zover niet op onwettige wijze afbreuk is gedaan aan de rechten die de ambtenaren of aangeworven personeelsleden onder het oude Statuut hebben verworven en de personeelsleden die tot de nieuwe categorie behoren op dezelfde wijze zijn behandeld.

(cf. punt 79)

Referentie:

Hof: 19 maart 1975, Gillet/Commissie, 28/74, Jurispr. blz. 463, punten 5 en 6

Gerecht van eerste aanleg: 30 september 1998, Ryan/Rekenkamer, T‑121/97, Jurispr. blz. II‑3885, punten 98 en 104; 29 november 2006, Campoli/Commissie, T‑135/05, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑297 en II‑A‑2‑1527, punt 85

Gerecht voor ambtenarenzaken: De Smedt/Commissie, reeds aangehaald, punt 71

3.      De verschillen in de rechtspositie van de diverse categorieën personen die hetzij als ambtenaar stricto sensu hetzij als functionaris van een van de in de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde categorieën de Gemeenschappen dienen, kunnen niet in het geding worden gebracht. De omschrijving van elk van die categorieën beantwoordt immers aan rechtmatige behoeften van de gemeenschapsadministratie en aan de aard van de – vaste of tijdelijke – werkzaamheden waarmee zij is belast. Er kan dan ook geen sprake zijn van discriminatie wanneer op het vlak van statutaire waarborgen en voordelen van sociale zekerheid bepaalde categorieën personeelsleden van de Gemeenschappen waarborgen en voordelen genieten waarvan andere categorieën verstoken blijven. Inzonderheid wordt de situatie van de onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vallende personeelsleden doorgaans gekenmerkt door de contractuele aard van hun arbeidsverhouding, terwijl de rechtsverhouding tussen een ambtenaar en de administratie statutair van aard is.

(cf. punt 83)

Referentie:

Hof: 6 oktober 1983, Celant e.a./Commissie, 118/82–123/82, Jurispr. blz. 2995, punt 22

Gerecht van eerste aanleg: De Smedt/Commissie, reeds aangehaald, punten 54 en 55

Gerecht voor ambtenarenzaken: De Smedt/Commissie, reeds aangehaald, punt 76