Language of document : ECLI:EU:T:2014:758

Zaak T‑461/12

(gedeeltelijke publicatie)

Hansestadt Lübeck

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Luchthavenheffingen – Luchthaven van Lübeck – Besluit om de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU te openen – Artikel 107, lid 1, VWEU – Kennelijk onjuiste beoordeling – Artikel 10 van verordening (EG) nr. 659/1999”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 9 september 2014

Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Besluit betreffende het tarief van de heffingen in een bepaalde luchthaven – Besluit dat alleen geldt voor de luchtvaartmaatschappijen die gebruik maken van deze luchthaven – Criterium dat niet volstaat om te concluderen dat dit besluit selectief is

(Art. 107 VWEU)

Het selectieve karakter van een maatregel van de staat is een van de bestanddelen van het begrip steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Dit artikel verbiedt immers steunmaatregelen die „bepaalde ondernemingen of bepaalde producties” begunstigen, dat wil zeggen selectieve steunmaatregelen. Voordelen die voortvloeien uit een algemene maatregel die zonder onderscheid van toepassing is op alle marktdeelnemers, vormen aldus geen steunmaatregelen van de staat in de zin van dat artikel.

Om uit te maken of een maatregel van de staat selectief is, dient te worden nagegaan of deze maatregel in het kader van een bepaalde rechtsregeling een voordeel verschaft aan bepaalde ondernemingen ten opzichte van andere ondernemingen die zich in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie bevinden.

Het begrip staatssteun ziet echter niet op maatregelen van de staat die tussen ondernemingen differentiëren en dus a priori selectief zijn, wanneer deze differentiatie het gevolg is van de aard en de opzet van het stelsel waarvan deze maatregelen deel uitmaken.

In dit verband dient, om uit te maken of een door een overheidsinstantie voor het gebruik van een goed of een specifieke dienst in een bepaalde sector opgesteld tarief selectief is ten opzichte van bepaalde ondernemingen, met name te worden gekeken naar alle ondernemingen die dit goed of deze welbepaalde dienst gebruiken of kunnen gebruiken, en dient te worden onderzocht of slechts enkele van die ondernemingen een eventueel voordeel krijgen of kunnen krijgen. De situatie van de ondernemingen die het betrokken goed of de betrokken dienst niet willen of niet kunnen gebruiken, is dus niet rechtstreeks relevant om uit te maken of er sprake is van een voordeel. Met andere woorden, om uit te maken of een maatregel bestaande in een door een overheidsinstantie opgesteld tarief voor het gebruik van een goed dat of een dienst die door die instantie wordt aangeboden, selectief is, mag slechts rekening worden gehouden met de daadwerkelijke of potentiële klanten van die entiteit en met het goed of de specifieke dienst waarom het gaat, en niet met de klanten van andere ondernemingen uit de sector die soortgelijke goederen of diensten aanbieden. Oordelen dat elk niet-discriminerend tarief dat door een overheidsinstantie voor het gebruik van een goed of van een bepaalde dienst wordt toegepast, selectief is, zou overigens in wezen erop neerkomen dat het begrip „begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties” in artikel 107, lid 1, VWEU al te zeer wordt uitgebreid. Een eventueel voordeel dat door een overheidsinstantie in het kader van het verstrekken van specifieke goederen of diensten wordt toegekend, begunstigt dan ook slechts bepaalde ondernemingen indien ondernemingen die van dat goed of die dienst gebruikmaken of gebruik willen maken, in dat specifieke kader dat voordeel van die overheidsinstantie niet krijgen of niet kunnen krijgen.

In het kader van een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU te openen met betrekking tot verschillende maatregelen betreffende een bepaalde luchthaven, waaronder met name het besluit betreffende het tarief van de heffingen in deze luchthaven, is de enkele omstandigheid dat laatstgenoemd besluit slechts geldt voor de luchtvaartmaatschappijen die gebruikmaken van deze luchthaven, geen relevant criterium om uit te maken of dit besluit selectief is.

(cf. punten 44‑46, 53, 54)