Language of document :

Beroep ingesteld op 17 mei 2010 - Association Belge des Consommateurs Tests-Achats / Commissie

(Zaak T-224/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Association Belge des Consommateurs Test-Achats ASBL / Belgische Verbruikersunie Test-Aankoop VZW (Brussel, België) (vertegenwoordigers: F. Filpo en A. Fratini, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Nietig verklaren van de beschikkingen van de Commissie nrs. C(2009)9059 en C(2009)8954, beide van 12 november 2009, in de zaak COMP/M.5549 - EDF/SEGEBEL, en

De Commissie verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep beoogt verzoekster, overeenkomstig artikel 263 VWEU, de nietigverklaring van de bestreden beschikkingen voor zover de Commissie heeft besloten de concentratie tussen Electricité de France S.A. en Segebel niet gedeeltelijk door te verwijzen naar de Belgische mededingingsautoriteit op grond van artikel 9 van verordening (EG) nr. 139/20041 ("EG-concentratieverordening") en de concentratie, mits bepaalde verbintenissen werden aangegaan, verenigbaar heeft verklaard met de gemeenschappelijke markt, op grond van artikel 6, lid 1, sub b, van de EG-concentratieverordening, zonder de procedure van artikel 6, lid 1, sub c, van de EG-concentratieverordening in te leiden.

Ter staving van haar betoog voert verzoekster de hiernavolgende middelen aan.

Met haar eerste middel stelt verzoekster dat de bestreden beschikkingen ontoereikend gemotiveerd zijn, artikel 6, lid 2, van de EG-concentratieverordening schenden en kennelijke beoordelingsfouten bevatten, voor zover de Commissie het feit dat de gefuseerde onderneming en de gevestigde exploitant GDF Suez concurrenten van elkaar zijn, niet voldoende in aanmerking neemt.

Met haar tweede middel voert verzoekster aan dat de Commissie haar procedurele rechten om deel te nemen aan de procedure heeft geschonden.

Met haar derde middel stelt verzoekster dat de Commissie niet over dwingende en doorslaggevende elementen beschikte om te besluiten dat er geen ernstige twijfel kon bestaan over de verenigbaarheid van de transactie met de gemeenschappelijke markt zonder de procedure van artikel 6, lid 1, sub c, van de EG-concentratieverordening op te starten. Bovendien stelt verzoekster dat deze tekortkomingen ook een invloed hebben gehad op de beslissing om de zaak niet door te verwijzen naar de Belgische mededingingsautoriteit, aangezien de Commissie over onvoldoende elementen beschikte om vast te stellen of zij de best geplaatste autoriteit was om de transactie te behandelen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, PB L 24, blz. 1.