Language of document :

Beroep ingesteld op 29 december 2010 - Interspeed / Commissie

(Zaak T-587/10)

Procestaal: Sloveens

Partijen

Verzoekende partij: Interspeed Holding Kompanija, A.D. (Belgrado, Republiek Servië) (vertegenwoordiger: Marko Bošnjak, odvetnik)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

verweerster veroordelen tot vergoeding van de schade die verzoekster heeft geleden als gevolg van gederfde winst, gederfde inkomsten en verminderde waarde van haar activa ten bedrage van in totaal 131 879 601 EUR, vermeerderd met rente vanaf de datum van instelling van het onderhavige beroep tot aan de datum van effectieve betaling

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep krachtens de artikelen 256 en 268 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verzoekt verzoekster het Gerecht verweerster te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van gederfde winst, gederfde inkomsten en verminderde waarde van haar activa ten bedrage van in totaal 131 879 601 EUR vermeerderd met rente vanaf de datum van instelling van het onderhavige beroep tot aan de datum van effectieve betaling, waarvan het bedrag wordt berekend volgens de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor de basisherfinancieringstransacties heeft vastgesteld, vermeerderd met 2 punten, alsook de advocatenkosten en overige gerechtelijke kosten die verzoekster in het kader van de onderhavige procedure heeft gemaakt.

Mocht het Gerecht de vordering van verzoekster niet toewijzen, verzoekt deze laatste dat het Gerecht met betrekking tot de proceskosten overeenkomstig artikel 87, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering bepaalt dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.

Verzoekster voert de volgende middelen ter ondersteuning van haar beroep aan.

Verzoekster stelt in de eerste plaats dat het Europees Bureau voor wederopbouw (hierna: "Bureau") onrechtmatig heeft gehandeld door:

op 19 december 2006 een aankondiging van een opdracht bekend te maken;

op 22 december een aankondiging van de selectie van de uitvoerder van de werken bij de grensdoorlaatpost van Preševo bekend te maken;

op 10 mei 2007 contract nr. 04SERO 1105004 voor de uitvoering van de werken bij de grensdoorlaatpost van Preševo te sluiten;

het ontwerp voor de wederopbouw van de grensdoorlaatpost van Preševo te betalen;

Putevi Užice A..D. als uitvoerder van de werken te selecteren en deze te betalen;

E GIS BCEOM International s.a. als controleur voor de uitvoering van de wederopbouwwerken te selecteren en het bedrag van 180 850 EUR voor de controles te betalen, zulks ter uitvoering van contract nr. 06SERO 1102/008-1713 81 voor wederopbouw en controle, dat op 16 december 2008 is gesloten, en contract nr. 04SERO 1105/00 1-162954, dat op 24 september 2004 is gesloten, voor een totale contractwaarde van 606 276,39 EUR ;

de voor de grensdoorlaatpost noodzakelijke uitrusting aan te schaffen (containers, rails en dergelijke);

als investeerder aan de wederopbouw deel te nemen, rechtstreeks de coördinatie te hebben gevoerd en de eigen investering vanuit het eigen kantoor in Belgrado te hebben opgevolgd.

Verzoekster stelt voorts dat het Bureau met het hierboven omschreven gedrag op onrechtmatige wijze haar gewettigd vertrouwen heeft geschonden en inbreuk heeft gemaakt op de legitieme en rechtens beschermde rechten die zij tot december 2007 (voor wat betreft het verkooppunt), althans tot 7 mei 2009 (voor wat betreft de treinterminal voor goederen en douaneafhandeling) kon doen gelden. Dit vertrouwen en deze rechten zijn een uitdrukking van het recht op eigendom, een van de fundamentele rechten, dat in onder meer artikel 1 van Protocol 1 bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden is beschermd.

Daarnaast stelt verzoekster dat vorenvermeld gedrag van het Bureau een ernstige en kennelijke schending van de algemene rechtsbeginselen oplevert, in casu met name het beginsel van de bescherming van gewettigd vertrouwen, het recht op bescherming van eigendom, het evenredigheidsbeginsel en het transparantiebeginsel. De kennelijke ernst van de schending uit zich onder meer in de omvang van de door verzoekster geleden schade.

Verzoekster betoogt in de tweede plaats dat het gedrag van het Bureau ten grondslag ligt aan het ontstaan van de vermogensschade, die het gevolg is van:

gederfde winst als gevolg van de onmogelijkheid om de winst uit de activiteiten van de treinterminal voor goederen en douaneafhandeling te innen, welke schade op 56 838 141 EUR wordt begroot;

gederfde winst als gevolg van de onmogelijkheid om de winst uit de activiteiten van het verkooppunt op het terrein van de grensdoorlaatpost van Preševo te innen, begroot op 46 800 000 EUR;

gederfde inkomsten als gevolg van de onmogelijkheid om de pachtprijs voor en overige opbrengsten uit het winkelcentrum in de onmiddellijke nabijheid van de grensdoorlaatpost van Preševo te innen, welke schade 42 681 600 EUR bedraagt.

Verzoekster stelt in de derde plaats dat de geleden schade ontegenzeglijk is veroorzaakt door de "wederopbouw" van het gebied rond de grensdoorlaatpost van Preševo, die door het Bureau is gepland en aangevangen.

Verzoekster stelt voorts dat het Bureau zeer wel op de hoogte was van het feit dat verzoekster houdster was van de hierboven genoemde rechten op het gebied rond de grensdoorlaatpost van Preševo en dat het verzoeksters rechten derhalve opzettelijk heeft geschonden.

____________