Language of document : ECLI:EU:T:2013:364

Zaak T‑3/12

Heinrich Kreyenberg

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Nietigheidsprocedure – Gemeenschapsbeeldmerk MEMBER OF €e euro experts – Absolute weigeringsgrond – Emblemen van Unie en van haar activiteiten – Euro-symbool – Artikel 7, lid 1, sub i, van verordening (EG) nr. 207/2009”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 10 juli 2013

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die krachtens Verdrag van Parijs moeten worden geweigerd – Bescherming van staatsemblemen en emblemen van internationale organisaties – Nabootsing uit heraldiek oogpunt – Voorwaarde betreffende bescherming van emblemen van internationale organisaties

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub h)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die andere badges, emblemen en wapenschilden omvatten dan de in artikel 6 ter van Verdrag van Parijs bedoelde – Voorwaarden voor bescherming

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub h en i)

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die andere badges, emblemen en wapenschilden omvatten dan de in artikel 6 ter van Verdrag van Parijs bedoelde – Omvang van bescherming – Euro-symbool

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub h en i)

4.      Gemeenschapsmerk – Afstand, verval en nietigheid – Inschrijving in strijd met artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 – Beeldmerk MEMBER OF €e euro experts

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub i)

1.      Artikel 7, lid 1, sub h, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk, juncto artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs waarnaar het verwijst, beschermt twee soorten emblemen.

In de eerste plaats geldt het verbod van inschrijving van staatsemblemen volgens deze bepaling niet enkel voor inschrijving ervan als merk, maar ook als bestanddeel van een merk, ongeacht of deze emblemen identiek worden weergegeven dan wel worden nagebootst uit heraldiek oogpunt. Teneinde vast te stellen of een merk een nabootsing uit heraldiek oogpunt van een embleem omvat, moet van de heraldieke beschrijving van dit embleem worden uitgegaan. Niettemin zal niet elk verschil dat een specialist van de heraldieke kunst tussen dat merk en het staatsembleem ontdekt, noodzakelijkerwijs worden opgemerkt door de gemiddelde consument, die, in weerwil van een aantal verschillen wat sommige heraldieke details betreft, het merk als een nabootsing van het betrokken embleem kan opvatten.

In de tweede plaats verbiedt artikel 7, lid 1, sub h, van verordening nr. 207/2009 inschrijving van een merk dat de weergave of nabootsing uit heraldiek oogpunt van een embleem van een internationale intergouvernementele organisatie bevat, wanneer dit embleem via het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom aan de verdragsluitende Staten bij het Verdrag van Parijs is meegedeeld. Dit verbod geldt echter enkel in de situatie waarvan sprake in artikel 6 ter, lid 1, sub c, van het Verdrag van Parijs, dat wil zeggen wanneer het betrokken merk, in zijn geheel bezien, bij het publiek de indruk wekt dat er een verband bestaat tussen de houder of de gebruiker van dit merk en de intergouvernementele organisatie in kwestie of het publiek omtrent het bestaan van een dergelijk verband misleidt.

(cf. punten 28‑31)

2.      Artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk moet aldus worden opgevat dat het inschrijving verbiedt, als merk of als bestanddeel van een merk, van andere emblemen dan die waarvan sprake is in artikel 7, lid 1, sub h, van deze verordening, ongeacht of deze emblemen identiek worden weergegeven of louter worden nagebootst.

In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 de toepassing van het bij deze bepaling ingestelde verbod immers niet uitdrukkelijk beperkt tot merken die een embleem op identieke wijze weergeven. Gelet op de bewoordingen ervan kan deze bepaling aldus worden uitgelegd dat zij niet enkel een identieke weergave, maar ook de nabootsing van een embleem door een merk verbiedt. Indien dit niet het geval zou zijn, zou overigens het nuttig effect van artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 aanzienlijk worden verminderd: het zou voldoende zijn om een embleem enigszins te wijzigen – zelfs op zo geringe wijze dat iemand die geen specialist van de heraldieke kunst is het niet eens opmerkt – om dit embleem als merk of als bestanddeel van een merk te kunnen inschrijven.

In de tweede plaats moet worden benadrukt dat de wetgever van de Unie niet heeft bepaald dat alleen merken die enkel en alleen uit een embleem bestaan, voor inschrijving kunnen worden geweigerd op grond van artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009. Door in artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 het werkwoord „omvatten” te gebruiken, heeft hij aangegeven dat – zo de bij deze bepaling gestelde voorwaarden zijn vervuld – het gebruik van andere dan de in artikel 7, lid 1, sub h, van verordening nr. 207/2009 bedoelde emblemen niet enkel als merk maar ook als bestanddeel van een merk verboden is. Dit strookt overigens met het nuttig effect van deze bepaling die tot doel heeft, een zo volledig mogelijke bescherming te bieden aan de emblemen waarnaar zij verwijst.

Dat verbod is evenwel niet onvoorwaardelijk.

De emblemen van internationale intergouvernementele organisaties die regelmatig aan de verdragsluitende Staten bij het Verdrag van Parijs zijn meegedeeld, vallen onder de bescherming van artikel 7, lid 1, sub h, van verordening nr. 207/2009 wanneer het betrokken merk, in zijn geheel bezien, bij het publiek de indruk wekt dat er een verband bestaat tussen de houder of de gebruiker van dit merk enerzijds en de intergouvernementele organisatie in kwestie anderzijds. Indien de door artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 geboden bescherming ook zou gelden ingeval laatstgenoemde voorwaarde niet is vervuld, zou zij omvangrijker zijn dan die welke lid 1, sub h, van dit artikel verleent aan emblemen van internationale intergouvernementele organisaties die regelmatig aan de verdragsluitende Staten bij het Verdrag van Parijs zijn meegedeeld.

Niets wijst er evenwel op dat de wetgever van de Unie een grotere bescherming heeft willen toekennen aan de in artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 bedoelde emblemen dan aan die waarvan sprake is in artikel 7, lid 1, sub h, van deze verordening, zodat de bij artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 verleende bescherming niet groter kan zijn dan die van artikel 7, lid 1, sub h, van deze verordening.

Derhalve moet worden geconcludeerd dat de bescherming die aan de in artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 bedoelde emblemen wordt geboden, enkel geldt wanneer het merk dat een dergelijk embleem bevat, in zijn geheel bezien, bij het publiek de misleidende indruk kan wekken dat er een verband bestaat tussen de houder of de gebruiker van dit merk en de autoriteit waarnaar dat embleem verwijst.

(cf. punten 34‑40)

3.      Artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk biedt bescherming aan andere emblemen dan de in artikel 7, lid 1, sub h, van deze verordening bedoelde, dat wil zeggen de staatsemblemen en de emblemen van internationale intergouvernementele organisaties die regelmatig aan de verdragsluitende Staten bij het Verdrag van Parijs zijn meegedeeld, mits deze emblemen van bijzonder openbaar belang zijn. Aangezien deze bepaling ruim is geformuleerd, moet worden geoordeeld dat zij niet enkel bescherming verleent aan emblemen van internationale intergouvernementele organisaties die niet aan de verdragsluitende Staten bij het Verdrag van Parijs zijn meegedeeld, maar ook aan emblemen die weliswaar niet alle activiteiten van een internationale intergouvernementele organisatie aanduiden, maar niettemin een bijzondere band met een van deze activiteiten hebben. Het feit dat een embleem verband houdt met een van de activiteiten van een internationale intergouvernementele organisatie vormt immers een voldoende bewijs dat de bescherming ervan van openbaar belang is.

Derhalve moet worden geoordeeld dat artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009, mits de andere bij deze bepaling gestelde voorwaarden zijn vervuld, met name niet alleen aan de emblemen van de Europese Unie als zodanig bescherming biedt, maar ook aan de emblemen die enkel een van de actiegebieden van de Unie aanduiden.

Bovendien bepaalt lid 2 van artikel 7 van verordening nr. 207/2009 dat het eerste lid van dit artikel ook van toepassing is indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Europese Unie bestaan. Aangenomen moet dan ook worden dat het door artikel 7, lid 1, sub i, van deze verordening verlangde openbaar belang niet noodzakelijkerwijs op het volledige grondgebied van de Unie moet bestaan. Het is voldoende dat dit aanwezig is op een gedeelte van dit grondgebied. In die omstandigheden moet worden geoordeeld dat artikel 7, lid 1, sub i, van die verordening met name elk embleem beschermt dat, zonder dat het de Unie in haar geheel aanduidt, een activiteit van deze laatste betreft, ook al heeft deze activiteit slechts betrekking op bepaalde lidstaten van de Europese Unie.

In dit verband preciseert artikel 3, lid 4, VEU dat „[d]e Unie [...] een economische en monetaire unie in[stelt] die de euro als munt heeft”. Het euro-symbool is dus ongetwijfeld het symbool van een activiteit van de Europese Unie. Op basis van de enkele omstandigheid dat bepaalde lidstaten de euro niet als munt hebben, kan derhalve niet worden geconcludeerd dat dit symbool, waarvan uit de stukken niet blijkt dat het regelmatig aan de verdragsluitende Staten bij het Verdrag van Parijs is meegedeeld, van de bij artikel 7, lid 1, sub i, van verordening nr. 207/2009 ingevoerde beschermingsregeling is uitgesloten.

(cf. punten 44‑47)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 107‑114)