Language of document : ECLI:EU:T:2014:887

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

16 oktober 2014

Zaak T‑26/14 P

Peter Schönberger

tegen

Rekenkamer van de Europese Unie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2011 – Vermenigvuldigingsfactoren – Procedure op tegenspraak”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 5 november 2013, Schönberger/Rekenkamer (F‑14/12, JurAmbt., EU:F:2013:167), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 5 november 2013, Schönberger/Rekenkamer (F‑14/12), wordt vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van de verdediging – Beginsel van hoor en wederhoor – Eerbiediging in een gerechtelijke procedure – Omvang – Vervanging van gronden zonder debat op tegenspraak – Schending van dit beginsel

De eerbiediging van het beginsel van hoor en wederhoor houdt in dat de procespartijen de gelegenheid wordt gegeven om een standpunt in te nemen over de feiten en stukken waarop een rechterlijke beslissing zal worden gebaseerd, en om een standpunt kenbaar te maken over de aan de rechter overgelegde bewijzen en opmerkingen alsmede over de middelen rechtens die de rechter ambtshalve in aanmerking wil nemen en waarop hij zijn beslissing wil baseren. Om aan de vereisten van het recht op een eerlijk proces te voldoen, is het van belang dat de partijen op tegenspraak hun standpunt kenbaar kunnen maken over zowel de feitelijke als de juridische aspecten die beslissend zijn voor de uitkomst van de procedure.

Wanneer een middel wordt afgewezen op basis van een uitlegging van de relevante bepaling die niet overeenstemt met de uitlegging die de administratie ter motivering van het betwiste besluit heeft gebruikt, maakt de Unierechter zich dus niet alleen schuldig aan een vervanging van gronden, maar eveneens aan een schending van het beginsel van hoor en wederhoor door die afwijzing te baseren op elementen feitelijk en rechtens die voor hem niet kenbaar zijn gemaakt.

In die context moet eveneens worden onderzocht of de door de Unierechter gevolgde handelwijze kan worden gedekt door het argument dat de procedure zelfs bij het ontbreken van de betrokken onregelmatigheid niet tot een ander resultaat kon leiden, zodat de niet-inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor niet de inhoud van het bestreden arrest heeft kunnen beïnvloeden en dus geen afbreuk heeft gedaan aan de belangen van de verzoeker.

Op grond van artikel 270 VWEU en artikel 91, lid 1, van het Ambtenarenstatuut is het Gerecht voor ambtenarenzaken in andere geschillen dan die met een geldelijk karakter bevoegd om de rechtmatigheid van een bezwarend besluit te controleren. Artikel 264 VWEU bepaalt dat indien het beroep gegrond is, de betwiste handeling nietig wordt verklaard. De Unierechter kan dus in geen geval zijn eigen motivering in de plaats stellen van de motivering van degene die de betwiste handeling heeft verricht.

(cf. punten 23‑26, 32 en 34)

Referentie:

Hof: arresten van 27 januari 2000, DIR International Film e.a./Commissie, C‑164/98 P, Jurispr., EU:C:2000:48, punt 38; van 22 december 2008, British Aggregates/Commissie, C‑487/06 P, Jurispr., EU:C:2008:757, punt 141; van 17 december 2009, Heroverweging M/EMEA, C‑197/09 RX-II, Jurispr., EU:C:2009:804, punten 39‑41 en 52 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en van 28 februari 2013, Portugal/Commissie, C‑246/11 P, EU:C:2013:118, punt 85

Gerecht: arresten van 16 december 2010, Raad/Stols, T‑175/09 P, JurAmbt., EU:T:2010:534, punt 22, en van 4 december 2013, ETF/Schuerings, T‑107/11 P, JurAmbt., EU:T:2013:624, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak