Language of document :

Beroep ingesteld op 21 februari 2024 – Deutsche Bank en BHW Bausparkasse/ECB

(Zaak T-112/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Deutsche Bank AG (Frankfurt am Main, Duitsland), BHW Bausparkasse AG (Hameln, Duitsland) (vertegenwoordigers: H. Berger, M. Weber en D. Schoo, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van de ECB van 8 december 2023 en bijlagen I en II daarbij gedeeltelijk nietig te verklaren met betrekking tot de vereisten die verzoekers zijn opgelegd op grond van punt 4.1 van deel I van dat besluit.

het ECB te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.

De ECB heeft het Unierecht geschonden door de bevoegdheden te overschrijden die haar zijn toegekend in de artikelen 4 en 16 van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad1 en inbreuk te maken op fundamentele Unierechtelijke beginselen, aangezien er geen Unierechtelijke bepaling bestaat die de vaststelling mogelijk maakt van punt 4.1 van deel I van het bestreden besluit, dat betrekking heeft op de prudentiële behandeling van onherroepelijke betalingstoezeggingen (hierna „IPC-vereiste”). Voorts heeft de ECB geen individueel en methodologisch deugdelijk onderzoek gedaan naar de specifieke situatie van verzoeksters en is het IPC-vereiste gebaseerd op onjuiste feiten en verschillende kennelijke beoordelingsfouten.

De ECB heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden door te eisen dat het volledige bedrag van de onherroepelijke betalingstoezeggingen wordt afgetrokken van verzoeksters’ uit gewone aandelen bestaande tier 1-kernkapitaal (Common Equity Tier 1, CET 1) op geconsolideerd en/of individueel niveau, zonder rekening te houden met de individuele situatie van verzoeksters en zonder een aftrek vast te stellen die is afgestemd op verzoeksters’ individuele risicoprofiel en liquiditeitsniveau, en zonder naar behoren rekening te houden met verzachtende omstandigheden.

____________

1     Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB 2013, L 287, blz. 63).