Language of document : ECLI:EU:T:2010:451

Zaak T‑236/07

Bondsrepubliek Duitsland

tegen

Europese Commissie

„EOGFL – Afdeling ‚Garantie’ – Goedkeuring van rekeningen – Begrotingsjaar 2006 – Tijdstip van toepassing van artikel 32, lid 5, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1290/2005 – Bindende kracht van eenzijdige verklaring van Commissie die is gehecht aan notulen van vergadering van Coreper”

Samenvatting van het arrest

1.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Conclusies – Wijziging in loop van geding – Voorwaarde

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub d, et 48, lid 2)

2.      Landbouw – EOGFL – Goedkeuring van rekeningen – Verordening nr. 1290/2005 – Toepassing ratione temporis – Op grond van artikel 3 van verordening nr. 595/91 meegedeelde gevallen – Strekking

(Verordeningen van de Raad nr. 595/91, art. 3 en 5, lid 2, en nr. 1290/2005, art. 32 en 49, derde alinea, tweede streepje)

3.      Gemeenschapsrecht – Uitlegging – Handelingen van de instellingen – In notulen opgenomen verklaring – Inaanmerkingneming – Ontoelaatbaarheid bij gebreke van steun in handeling zelf

1.      Volgens artikel 44, lid 1, sub d, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht moet het verzoekschrift de conclusies van de verzoeker bevatten. Alleen de in het inleidend verzoekschrift uiteengezette conclusies kunnen dus in aanmerking worden genomen en de gegrondheid van het beroep dient uitsluitend te worden onderzocht gelet op de conclusies van het inleidend verzoekschrift.

Artikel 48, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering staat de voordracht van nieuwe middelen enkel toe onder de voorwaarde dat zij steunen op gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken. Deze voorwaarde beheerst a fortiori elke wijziging van de conclusies en, bij gebreke van gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de schriftelijke behandeling is gebleken, kunnen enkel de conclusies van het verzoekschrift in aanmerking worden genomen.

(cf. punten 27‑28)

2.      De uitdrukking „voor de op grond van artikel 3 van verordening nr. 595/91 meegedeelde gevallen” in artikel 49, derde alinea, tweede streepje, van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft een ruime strekking, aangezien zij naar haar aard alle gevallen omvat die zijn meegedeeld op grond van artikel 3 van verordening nr. 595/91 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald. Daartoe behoren noodzakelijkerwijs ook de gevallen die het voorwerp zijn geweest van een eerste mededeling op grond van artikel 3 en vervolgens van een speciale kennisgeving in de zin van artikel 5, lid 2.

Voor de inwerkingtreding van verordening nr. 1290/2005 werd de procedure betreffende onregelmatigheden immers met name geregeld door de artikelen 3 en 5 van verordening nr. 595/91. Zo moesten de lidstaten overeenkomstig dit artikel 3 de Commissie elk kwartaal een lijst zenden met de onregelmatigheden ten aanzien waarvan een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal was opgemaakt. Ingevolge artikel 5, lid 1, moesten zij vervolgens de Commissie elk kwartaal mededeling doen van de procedures die waren ingeleid naar aanleiding van de uit hoofde van artikel 3 meegedeelde onregelmatigheden, en artikel 5, lid 2, bepaalde dat de lidstaten een speciale kennisgeving moesten sturen voor de bedragen die zij huns inziens niet konden terugvorderen. Derhalve betreffen artikel 3 en artikel 5, lid 2, van verordening nr. 595/91 niet verschillende gevallen, maar verschillende fasen, waarbij artikel 5, lid 2, betrekking heeft op de onregelmatigheden die tevoren op grond van artikel 3 waren gemeld en waarvoor volgens de lidstaat geen terugvordering kon plaatsvinden.

Bovendien zijn volgens genoemd artikel 49 van verordening nr. 1290/2005 de artikelen daarvan betreffende de boekhoudkundige goedkeuring (artikelen 30 en 31) en de onregelmatigheden (artikel 32) van toepassing met ingang van 16 oktober 2006. Het zou derhalve, gelet op de door de wetgever nagestreefde doelstelling van bescherming van de financiële belangen van de gemeenschapsbegroting, niet logisch zijn om ervan uit te gaan dat deze impliciet een specifieke regeling in het leven wilde roepen voor onregelmatigheden die het voorwerp zijn geweest van een speciale kennisgeving in de zin van artikel 5, lid 2, van verordening nr. 595/91, hoewel hij heeft bepaald dat alle bepalingen betreffende de boekhoudkundige goedkeuring en de onregelmatigheden van toepassing zijn vanaf 16 oktober 2006.

(cf. punten 46‑47, 50)

3.      Een bij de vaststelling van een voorschrift in de notulen van de Raad opgenomen verklaring kan niet worden gebruikt voor de uitlegging van een bepaling van afgeleid recht, wanneer de inhoud van die verklaring niet in de tekst van de betrokken bepaling is terug te vinden en dus geen rechtskracht heeft. Dit geldt ook voor eenzijdige verklaringen van een lidstaat.

(cf. punt 65)