Language of document :

Beroep ingesteld op 23 januari 2011 - Koninklijke Luchtvaart Maatschappij / Commissie

(Zaak T-28/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV (Amstelveen, Nederland) (vertegenwoordiger: M. Smeets, lawyer)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

geheel of gedeeltelijk nietig verklaren van beschikking nr. C (2010) 7694 def. van de Commissie van 9 november 2010, en, subsidiair,

de opgelegde geldboete verminderen.

Middelen en voornaamste argumenten

Beroep ingesteld overeenkomstig artikel 263 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: "VWEU") (voorheen artikel 230 EG) tot herziening en nietigverklaring van beschikking nr. C (2010) 7694 def. van de Commissie van 9 november 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU (voorheen artikel 81 EG), artikel 53 EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over het luchtvervoer (zaak COMP/39258 - Luchtvracht) gericht tot KLM NV; en, subsidiair, tot vermindering van de overeenkomstig artikel 261 VWEU (voorheen artikel 229 EG) opgelegde geldboete.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1.     De bestreden beschikking is ontoereikend gemotiveerd in de zin van artikel 296 VWEU en artikel 41, lid 2, derde streepje, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. In dit verband voert verzoekster volgende argumenten aan:

-     fundamentele onverenigbaarheid van het dispositief van de beschikking met de motivering ervan;

-     onverenigbaarheden tussen het dispositief van de beschikking en de motivering maken een doeltreffende toetsing van de beschikking door het Hof onmogelijk;

-     onverenigbaarheden en gebrek aan duidelijkheid in de motivering met betrekking tot (i) de omvang van de inbreuk en de adressaten van de beschikking, (ii) de regeling inzake commissies op deze toeslagen en (iii) de invoering van de brandstoftoeslag, maken een doeltreffende toetsing van de beschikking door het Hof onmogelijk;

-    onverenigbaarheden en gebrek aan duidelijkheid in de motivering met betrekking tot de toepassing van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 en de oplegging van geldboeten maken een doeltreffende toetsing van de beschikking door het Hof onmogelijk.

2.    De beschikking vormt een schending van het recht op een effectieve rechterlijke bescherming in de zin van artikel 41, 47, 48, 49 en 50 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. In dit verband voert verzoekster volgende argumenten aan:

-    de Commissie heeft het recht te worden gehoord, het recht op een eerlijk proces en het vermoeden van onschuld op grond van artikel 41, lid 2, eerste streepje, 47 en 48 van het Handvest geschonden door de adressaten niet te horen over de diverse wijzigingen inzake de omvang van de zaak en het aantal adressaten;

-    schending van het legaliteitsbeginsel en het beginsel van evenredigheid van geldboeten op grond van artikel 49 van het Handvest door de volledige omzet van KLM Cargo op te nemen in de waarde van de verkopen krachtens de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006, en het recht in dat verband te worden gehoord;

-    schending van het legaliteitsbeginsel en het beginsel van evenredigheid van geldboeten op grond van artikel 49 van het Handvest en het beginsel ne bis in idem op grond van artikel 50 van het Handvest door verkopen buiten de EER op te nemen in de waarde van de verkopen krachtens de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 en door een ongedifferentieerd criterium te gebruiken om deze waarde van de verkopen te beperken, en het recht in dat verband te worden gehoord.

3.    De geldboete is vastgesteld in strijd met artikel 101 VWEU, artikel 23 van verordening nr. 1/20031 en de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006, aangezien:

-    verkopen die niet direct of indirect met de schending in verband staan, krachtens de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 niet mogen worden opgenomen in de waarde van de verkopen;

-    de geldboete krachtens de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 niet mag zijn gebaseerd op verkopen buiten de EER.

4.    De vaststelling van geldboeten krachtens de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 2006 is kennelijk onjuist en schendt de beginselen van gewettigd vertrouwen, evenredigheid en gelijke behandeling. In dit verband voert verzoekster volgende argumenten aan:

-    het is kennelijk onjuist en een schending van de beginselen van gewettigd vertrouwen, evenredigheid en gelijke behandeling te stellen dat de verkopen die direct of indirect met de schending in verband staan de volledige verkopen van KLM Cargo zijn;

-    het is kennelijk onjuist en een schending van de beginselen van gewettigd vertrouwen, evenredigheid en gelijke behandeling te stellen dat de verkopen die direct of indirect met de schending in verband staan ook de verkopen van KLM Cargo buiten de EER moeten omvatten;

-    het is kennelijk onjuist en een schending van de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling de zwaarte van de inbreuk vast te stellen zonder verwijzing naar de aard van de toeslagen en zowel de waarde van de verkopen als de zwaarte van de inbreuk vast te stellen onder verwijzing naar de globale omvang van de inbreuk;

-    het is kennelijk onjuist en een schending van de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling het bijkomend bedrag van de geldboete ("entry fee") vast te stellen zonder rekening te houden met de duur van de inbreuk;

-    het is kennelijk onjuist en een schending van de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling de vermindering van de geldboete wegens overheidsinterventie op 15 % vast te stellen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).