Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 2 september 2002 ingesteld door Bank Austria Creditanstalt AG tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-260/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 2 september 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Bank Austria Creditanstalt AG, gevestigd te Wenen, vertegenwoordigd door Chr. Zschocke en J. Beninca, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(de beschikking van de Commissie van 11 juni 2002 (COMP/36.571 ( Oostenrijkse banken) nietig te verklaren voorzover zij betrekking heeft op verzoekster;

(subsidiair, de bij de beschikking aan verzoekster opgelegde geldboete van 30,38 miljoen euro te verlagen;

(verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten:

Verweersters procedure betrof de regelmatige bijeenkomsten van banken in Oostenrijk ("Bankenrunden"). In de bestreden beschikking stelde de Commissie vast dat verzoekster ( samen met zeven andere Oostenrijkse bankinstellingen ( artikel 81 EG had geschonden door deel te nemen aan overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende prijzen, tarieven en reclame, die van 1 januari 1995 tot en met 24 juni 1998 strekten tot beperking van de mededinging op de Oostenrijkse bankmarkt. De Commissie heeft de betrokken banken geldboeten opgelegd.

Verzoekster stelt allereerst dat artikel 81 EG niet van toepassing was, daar de bijeenkomsten, waarvan zij het bestaan erkent, wegens hun regionale en plaatselijke focus de grensoverschrijdende handel niet konden beïnvloeden.

Verder stelt verzoekster dat verweerster bij de vaststelling van het basisbedrag heeft aangenomen, dat de Bankenrunden negatieve economische gevolgen hadden, hoewel verzoekster en de andere betrokken banken met een verslag van een economisch deskundige hebben aangetoond dat daarvan geen sprake was. Bovendien heeft verweerster bij de vaststelling van het basisbedrag haar beoordelingsbevoegdheid misbruikt, nu zij geen rekening heeft gehouden met de juridische overgangssituatie in Oostenrijk na de toetreding tot de Europese Economische Ruimte, de bevoorrechte situatie van de Bankenrunden naar Oostenrijks kartelrecht, de betrokkenheid van overheidsinstanties en het feit dat het bestaan van de Bankenrunden algemeen bekend was.

Bovendien heeft verzoekster met verweerster samengewerkt bij het onderzoek van de feiten. Verweerster heeft haar voor die verregaande medewerking geen vermindering van de geldboete toegekend en heeft daardoor de regeling inzake kroongetuigen ten nadele van verzoekster verkeerd toegepast.

Ten slotte stelt verzoekster dat de Commissie essentiële procedurele rechten van verzoekster heeft geschonden, en dat zij de mededeling van punten van bezwaar op onwettige wijze heeft bekendgemaakt aan de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ).

____________