Language of document : ECLI:EU:T:2018:406

Zaak T88/17

Koninkrijk Spanje

tegen

Europese Commissie

„Elfpo – Laatste jaar van uitvoering van de programmeringsperiode 2007‑2013 – Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten – Besluit waarbij een bepaald bedrag in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling van de autonome gemeenschap Extremadura wordt aangemerkt als niet opnieuw te gebruiken – Berekeningsmethode – Artikel 69, lid 5 ter, van verordening (EG) nr. 1698/2005 – Gewettigd vertrouwen”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 5 juli 2018

1.      Landbouw – Financiering door het Elfpo – Steun voor plattelandsontwikkeling – Subsidiabiliteit van de acties en de uitgaven – Lagere uitgaven voor acties in verband met prioriteiten die de lidstaten moeten nastreven ten aanzien van de kredieten uit hoofde van de aanvullende financiële middelen – Verplichting het verschil terug te storten in de algemene begroting van de Unie – Toepassingsvoorwaarden – Doel

(Verordening nr. 1698/2005 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordeningen nr. 74/2009 en nr. 473/2009, art. 16 bis, lid 1, en 69, lid 5 bis en ter)

2.      Landbouw – Financiering door het Elfpo – Steun voor plattelandsontwikkeling – Subsidiabiliteit van de acties en de uitgaven – Lagere uitgaven voor acties in verband met prioriteiten die de lidstaten moeten nastreven ten aanzien van de kredieten uit hoofde van de aanvullende financiële middelen – Verplichting het verschil terug te storten in de algemene begroting van de Unie – Onderscheid met de procedure tot ambtshalve doorhaling van een niet bestede vastlegging

(Verordeningen van de Raad nr. 1290/2005, overweging 22 en art. 29, en nr. 1698/2005, zoals gewijzigd bij verordeningen nr. 74/2009 en nr. 473/2009, art. 69, lid 5 ter)

3.      Landbouw – Financiering door het Elfpo – Steun voor plattelandsontwikkeling – Subsidiabiliteit van de acties en de uitgaven – Lagere uitgaven voor acties in verband met prioriteiten die de lidstaten moeten nastreven ten aanzien van de kredieten uit hoofde van de aanvullende financiële middelen – Verplichting het verschil terug te storten in de algemene begroting van de Unie – Berekeningsmethode – Inaanmerkingneming van de bedragen in een herzien financieringsplan van de betrokken lidstaat dat als bijlage is gevoegd bij een besluit van de Commissie tot goedkeuring van een herziening van het programma voor plattelandsontwikkeling voor de sluiting hiervan – Uitgesloten

(Verordeningen van de Raad nr. 1290/2005, art. 23, tweede alinea, en 29, lid 7, en nr. 1698/2005, zoals gewijzigd bij verordeningen nr. 74/2009 en nr. 473/2009, art. 69, lid 5 ter)

4.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Voorwaarden – Nauwkeurige toezeggingen van de administratie

1.      Wanneer het werkelijke bedrag aan bijdragen van de Unie dat is besteed aan concrete acties in verband met de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van verordening nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) vastgestelde prioriteiten lager ligt dan de in artikel 69, lid 5 bis van deze verordening bedoelde totale bedragen, stort de lidstaat uit hoofde van artikel 69, lid 5 ter, van verordening nr. 1698/2005, het verschil ten belope van het bedrag waarmee de beschikbare toewijzingen voor andere concrete acties dan die in verband met de nieuwe uitdagingen zijn overschreden, terug in de algemene begroting van de Unie. Volgens dit artikel 69, lid 5 ter, is dus vereist dat wordt voldaan aan twee premissen, namelijk een onderbesteding van de aanvullende financiële middelen bestemd voor de uitvoering van concrete acties in verband met de prioriteiten en een overschrijding van de beschikbare toewijzingen voor de andere concrete acties.

In dit verband is een onderbesteding van de aanvullende financiële middelen die zijn uitgetrokken voor deze prioriteiten dus niet onrechtmatig voor zover de beschikbare kredieten voor andere concrete acties dan die waarin is voorzien voor de nieuwe uitdagingen niet worden overschreden. Slechts wanneer de bestede bedragen de beschikbare kredieten voor de andere concrete acties overschrijden, is terugstorting in de begroting van de Unie noodzakelijk. De bedragen waarmee de beschikbare toewijzingen voor andere concrete acties dan die in verband met de prioriteiten die zijn vastgelegd in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van verordening nr. 1698/2005, worden overschreden, kunnen immers niet geaccepteerd worden als uitgaven uit hoofde van de niet-gebruikte aanvullende financiële middelen, aangezien zij niet hebben bijgedragen aan de financiering van de uitdrukkelijk in verordening nr. 1698/2005 vastgestelde soorten concrete acties in verband met deze prioriteiten. Bijgevolg is het doel van artikel 69, lid 5 ter, van deze verordening te voorkomen dat de aanvullende financiële middelen gebruikt worden voor andere concrete acties dan die in verband met de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van deze verordening vastgelegde prioriteiten.

(zie punten 64, 72‑74)

2.      In het kader van de goedkeuring van de rekeningen van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) moet een onderscheid worden gemaakt tussen de procedure tot ambtshalve doorhaling van een in het betrokken jaar niet bestede vastlegging en de procedure die de Commissie overeenkomstig artikel 69, lid 5 ter, van verordening nr. 1698/2005 moet volgen bij de goedkeuring van de rekeningen over het laatste jaar van uitvoering met het oog op de sluiting van het programma.

Enerzijds is blijkens overweging 22 van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de regel inzake ambtshalve doorhaling van vastleggingen immers vastgesteld om bij te dragen tot een snellere uitvoering van de programma’s en tot een goed financieel beheer. Aldus is de Commissie op grond van artikel 29 van die verordening bevoegd tot ambtshalve doorhaling van het gedeelte van een vastlegging voor een programma voor plattelandsontwikkeling dat uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen is gebruikt en waarvoor uiterlijk op die datum geen enkele correcte uitgavendeclaratie is ingediend. Anderzijds volgt uit artikel 69, lid 5 ter, van verordening nr. 1698/2005 dat wanneer de betaalorganen de financiële middelen al hebben uitgekeerd aan de begunstigden, in het kader van de bij de afsluiting van het programma uit te voeren beoordeling of de verplichting is nageleefd om uitsluitend de financiële middelen te gebruiken die waren gereserveerd voor een bepaald soort concrete acties, een terugstorting ten behoeve van de algemene begroting van de Unie noodzakelijk is.

Deze twee procedures hebben weliswaar tot gevolg dat een bedrag wordt uitgesloten van financiering door de Unie, maar in het kader van de procedure van ambtshalve doorhaling wordt het deel van de vastlegging op het moment „n+2” dus automatisch verlaagd omdat dit bedrag niet is besteed, terwijl de lidstaat in het kader van de berekening op grond van artikel 69, lid 5 ter, van verordening nr. 1698/2005 een bepaald bedrag moet terugstorten in de begroting van de Unie dat wordt berekend op basis van de tot op de laatste dag van subsidiabiliteit daadwerkelijk verrichte uitgaven.

(zie punten 79‑82)

3.      Er kan niet geldig worden gesteld dat voor de berekening bedoeld in artikel 69, lid 5 ter, van verordening nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Elfpo, rekening dient te worden gehouden met de bedragen die zijn opgenomen in een besluit van de Commissie tot goedkeuring van een herziening van het betrokken programma voor plattelandsontwikkeling, waarin wordt verwezen naar een bijlage met een herzien financieringsplan dat de nationale autoriteiten hebben ingediend en waarin is bepaald dat na de ambtshalve doorhaling van een in het betrokken jaar niet bestede vastlegging zowel de aanvullende als de andere financiële middelen die beschikbaar zijn uit hoofde van de vastgestelde financiële bijdrage van het Elfpo worden verlaagd. In artikel 29, lid 7, van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt immers zonder onderscheid tussen de financieringsbronnen bepaald dat de bijdrage uit het Elfpo voor het betrokken programma in geval van ambtshalve doorhaling voor het betrokken jaar wordt verlaagd.

Het is juist dat de Commissie de betrokken bedragen heeft goedgekeurd in haar besluit dat volgens artikel 23, tweede alinea, van verordening nr. 1290/2005 geldt als financieringsbesluit en vanaf de kennisgeving ervan aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis vormt. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat ook als artikel 23, tweede alinea, van deze verordening eveneens betrekking heeft op besluiten waarbij de Commissie een herziening van een programma voor plattelandsontwikkeling na een ambtshalve doorhaling goedkeurt, de berekening bedoeld in artikel 69, lid 5 ter, van verordening nr. 1698/2005 bij afsluiting van het programma wordt gemaakt en deze instelling dus op het moment waarop zij haar goedkeuring hechtte aan het na de ambtshalve doorhaling herziene financieringsplan, niet kon vooruitlopen op het bedrag dat de begunstigde tijdens de uitvoering van dit programma daadwerkelijk zou besteden. Bovendien komt door de goedkeuring door de Commissie van een herzien financieringsplan dat voorziet in de verdeling van middelen voor een programma voor plattelandsontwikkeling na een ambtshalve doorhaling, aan dit document geen hogere juridische waarde toe dan aan een verordening.

(zie punten 88‑92)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 107)