Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 31 juli 2002 ingesteld door Osman Ocalan namens de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en door Serif Vanly namens het Koerdische Nationale Congres (KNK) tegen Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-229/02)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 31 juli 2002 beroep ingesteld tegen de Raad van de Europese Unie door Osman Ocalan namens de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en Serif Vanly namens het Koerdische Nationale Congres (KNK), vertegenwoordigd door M. Muller, barrister, en E. Grieves, barrister, geïnstrueerd door G. Peirce, vennoot bij Birnberg, Peirce and partners, 14 Inverness Street, London NW1 7HJ, VK.

Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

(besluit 2002/334/EG van de Raad van 2 mei 2002 en het daarbij aansluitende besluit van 17 juni 2002 nietig te verklaren, wat betreft de daarin neergelegde verbodsbepalingen ten aanzien van de PKK,

(subsidiair, de onwettigheid vast te stellen van verordening nr. 2508/2001 voor wat de toepassing ervan op verzoekers betreft,

(de Raad te verwijzen in de kosten die door verzoekers in onderhavige procedure zijn gemaakt,

(de Raad te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding.

Middelen en voornaamste argumenten:

Het onderhavige beroep beoogt de gedeeltelijke nietigverklaring van besluit 2002/334/EG en van het in de plaats daarvan gekomen besluit 2002/460/EG, waarbij de EU de PKK op haar lijst van terroristische groepen heeft geplaatst. Deze besluiten zijn vastgesteld op basis van de bestreden verordening nr. 2580/2001.

Verzoekers voeren tot staving van hun conclusies volgende middelen aan:

(De criteria zijn niet toegepast op de juiste feiten en/of er is geen rekening gehouden met het oorlogsrecht, voorzover relevant. Op dit punt wordt aangevoerd dat de Raad verbodsbepalingen heeft vastgesteld ten aanzien van een onbestaande (want onlangs ontbonden) organisatie, die per definitie niet betrokken kan zijn bij huidige of toekomstige terroristische activiteiten. Subsidiair, voor het geval de PKK toch als een bestaande organisatie wordt beschouwd, wordt aangevoerd dat de Raad zich volstrekt niet heeft gehouden aan het vereiste dat een vermeende organisatie slechts onder de verordening kan vallen indien zij bij huidige terroristische activiteiten betrokken is. In feite heeft de PKK sinds juli 1999 de eis van Koerdische onafhankelijkheid laten vallen, en streeft zij enkel langs vreedzame en politieke weg naar erkenning.

(Schending van het internationaal erkende zelfbeschikkingsrecht en van culturele, burger- en politieke rechten.

(Schending van de fundamentele rechten van meningsuiting en vereniging.

(Schending van andere beginselen van gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, en de rechten van de verdediging.

(Misbruik van bevoegdheid, voorzover de Raad de PKK op de betrokken lijst heeft geplaatst ten gevolge van politieke druk van Turkije en niet op grond van een correcte toepassing van bovengenoemde criteria op de feiten.

____________