Language of document : ECLI:EU:T:2008:87





Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 3 april 2008 – PKK / Raad

(Zaak T‑229/02)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in kader van strijd tegen terrorisme – Bevriezing van tegoeden – Beroep tot nietigverklaring – Motivering”

1.                     Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Beroep tegen uitgevoerde of ingetrokken handeling (Art. 233 EG) (cf. punten 48‑51)

2.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit tot bevriezing van tegoeden van bepaalde personen en entiteiten die worden verdacht van terroristische activiteiten – Minimumvereisten (Art. 253 EG; gemeenschappelijk standpunt 2001/931 van de Raad, art. 1, leden 4 en 6; verordening nr. 2580/2001 van de Raad) (cf. punten 62‑64)

3.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Regularisering van motiveringsgebrek tijdens gerechtelijke procedure – Ontoelaatbaarheid (Art. 253 EG) (cf. punten 68‑70)

Voorwerp

Enerzijds, nietigverklaring van besluit 2002/460/EG van de Raad van 17 juni 2002 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van besluit 2002/334/EG (PB L 160, blz. 26), alsmede, anderzijds, schadevordering

Dictum

1)

Besluit 2002/460/EG van de Raad van 17 juni 2002 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van besluit 2002/334/EG, wordt nietig verklaard voor zover het de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) betreft.

2)

De Raad wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die welke Osman Ocalan namens de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie zijn opgekomen.

3)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Commissie van de Europese Gemeenschappen zullen hun eigen kosten dragen.