Language of document : ECLI:EU:C:2018:926

Zaak C147/17

Sindicatul Familia Constanţa e.a.

tegen

Direcţia Generală de Asistenţă Socială şi Protecţia Copilului Constanţa

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Curte de Apel Constanţa)

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers – Organisatie van de arbeidstijd – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 31 – Richtlijn 2003/88/EG – Werkingssfeer – Afwijking – Artikel 1, lid 3 – Richtlijn 89/391/EEG – Artikel 2, lid 2 – Activiteit van pleegouder”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 20 november 2018

1.        Sociale politiek – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers – Richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd – Werkingssfeer – Begrip werknemer – Pleegouders – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad)

2.        Sociale politiek – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers – Richtlijn 89/391 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk – Werkingssfeer – Niet-toepasselijkheid op bepaalde activiteiten – Begrip „overheidsdienst” – Strekking

(Richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijn 89/391 van de Raad, art. 2, lid 2, eerste alinea)

3.        Sociale politiek – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers – Richtlijn 89/391 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk – Richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd – Werkingssfeer – Pleegouder die langdurig een kind in zijn woning opneemt – Daarvan uitgesloten – Beperkingen van het recht op dagelijkse en wekelijkse rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Eerbiediging van de wezenlijke inhoud van dat recht

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 24, 31, lid 2, en 52, lid 1; richtlijn 2003/88 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 3, 5, 6 en 7; richtlijn 89/391 van de Raad, art. 2, lid 2)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 43‑45, 48)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 54‑56, 58)

3.      Artikel 1, lid 3, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 2, van richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, moet aldus worden uitgelegd dat de activiteit van pleegouder die erin bestaat in het kader van een arbeidsbetrekking met een overheidsdienst, een kind in zijn woning op te nemen en te integreren en zonder onderbreking te zorgen voor de harmonieuze ontwikkeling en opvoeding van dat kind, niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 2003/88 valt.

Die integratie, zonder onderbreking en voor langere duur, in de woning en het gezin van een pleegouder van kinderen die vanwege hun moeilijke gezinssituatie bijzonder kwetsbaar zijn, is een maatregel die geschikt is om het belang van het kind te beschermen, als voorzien in artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Pleegouders met regelmatige tussenpozen het recht moeten verlenen om zich van het aan hen toevertrouwde pleegkind te scheiden na een bepaald aantal werkuren of tijdens perioden, zoals wekelijkse rustdagen of jaarlijkse vakantie, die algemeen genomen ideaal zijn voor de bevordering van het gezinsleven, zou regelrecht indruisen tegen de door de Roemeense autoriteiten nagestreefde doelstelling, te weten het pleegkind, zonder onderbreking en voor langere duur, opnemen in de woning en het gezin van de pleegouder.

De wekelijkse arbeidstijd van pleegouders beperken overeenkomstig artikel 6 van richtlijn 2003/88 en de werkgever ertoe verplichten om overeenkomstig de artikelen 5 en 7 van die richtlijn aan pleegouders wekelijkse of jaarlijkse rustdagen toe te kennen, waarop zij hun activiteit niet hoeven te verrichten en dus niet voor de hun toevertrouwde kinderen hoeven te zorgen, valt dus niet te rijmen met de bijzonderheden die inherent zijn aan een dergelijke activiteit en vereisen dat de pleegouder zonder onderbreking en voor langere duur het pleegkind in zijn woning en zijn gezin opvangt.

Hieraan dient te worden toegevoegd dat het recht op dagelijkse en wekelijkse rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon, dat iedere werknemer krachtens artikel 31, lid 2, van het Handvest geniet, kan worden beperkt onder de strikte voorwaarden van artikel 52, lid 1, daarvan en in het bijzonder onder eerbiediging van de wezenlijke inhoud van dat recht (zie in die zin arresten van 6 november 2018, Bauer en Willmeroth, C‑569/16 en C‑570/16, EU:C:2018:871, punt 59, en 6 november 2018, Max-Planck-Gesellschaft zur Förderung der Wissenschaften, C‑684/16, punt 54).

De wettelijke beperkingen van het recht van die pleegouders op dagelijkse en wekelijkse rusttijden, alsmede op jaarlijkse vakantie met behoud van loon, eerbiedigen de wezenlijke inhoud van dat recht. Voorts zijn zij noodzakelijk voor de verwezenlijking van de door de Unie erkende doelstelling van algemeen belang, te weten de bescherming van het belang van het kind als voorzien in artikel 24 van het Handvest, zoals in de Roemeense regeling vastgelegd, en waarmee de verplichting overeenstemt voor de pleegouder om ervoor te zorgen dat het pleegkind zonder onderbreking in zijn woning en zijn gezin is opgenomen en te zorgen voor de harmonieuze ontwikkeling en de verzorging van dat kind.

(zie punten 71, 72, 74, 83, 86, 88 en dictum)