Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 december 2006 door de Europese Stichting voor Opleiding tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 oktober 2006 in zaak F-1/05, Landgren/Europese Stichting voor Opleiding

(Zaak T-404/06 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Stichting voor Opleiding (Turijn, Italië) (vertegenwoordiger: G. Vandersanden, advocaat)

Andere partij in de procedure: Pia Landgren

Conclusies

de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond te verklaren;

dientengevolge, het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 oktober 2006 in zaak F-1/05, Landgren/Europese Stichting voor Opleiding, waartegen deze hogere voorziening is gericht, te vernietigen en bijgevolg te erkennen dat het ontslagbesluit van verweerster van 25 juni 2004 rechtmatig is, zodat een rechtsgrondslag voor enige vergoeding ontbreekt;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen haar eigen kosten in de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij arrest van 26 oktober 2006, waarvan in deze hogere voorziening vernietiging wordt gevorderd, heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken nietig verklaard het besluit van de Europese Stichting voor Opleiding van 25 juni 2004 houdende opzegging van de overeenkomst waarbij Landgren voor onbepaalde tijd in dienst was genomen als tijdelijk functionaris en partijen verzocht, een regeling overeen te komen over de wegens onrechtmatigheid van het besluit uit te keren geldelijke vergoeding.

Tot staving van de vordering tot vernietiging van dit arrest voert de Stichting twee middelen aan, waarvan het eerste is ontleend aan miskenning van de omvang van de motiveringsplicht. Volgens rekwirante bestaat er geen enkele rechtsgrondslag die haar verplicht om een ontslagbesluit van een tijdelijk functionaris te motiveren en is het arrest, door het tegenovergestelde vast te stellen, in strijd met artikel 47 van de RAP1 en de rechtspraak die deze bepaling toepast. Voorts stelt rekwirante dat het bestreden arrest zich ten onrechte baseert op overeenkomsten en verdragen die in de betrekking tussen de instellingen en hun personeel niet gelden. Het bestreden arrest bevat bovendien een tegenstrijdigheid tussen het formele motiveringsvereiste en de rechtmatigheid van de kennis die de betrokkene van de redenen voor het opzeggingsbesluit heeft.

In het kader van haar tweede middel stelt rekwirante dat het bestreden arrest van een verkeerde rechtsopvatting uitgaat als gevolg van, enerzijds, verkeerde voorstelling van de feiten en, anderzijds, miskenning van het algemeen belang, daar het materiële gegevens waarvan Landgren op de hoogte is gesteld en die de motivering van het ontslagbesluit vormen, onjuist heeft beoordeeld.

____________

1 - De Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen (RAP) is vastgesteld bij artikel 3 van verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (PB L 56, blz. 1).